Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Marathon

betekenis & definitie

m. (-s), hardloopwedstrijd op een stratenparcours over een afstand van 42,195 m.

(e) Het marathonlopen onderging aan het eind van de jaren zeventig eerst in de VS, later ook in West-Europa, Australië en Japan een explosieve groei, waaraan de trimrage en het joggen niet vreemd zijn geweest. Niet alleen het aantal marathons nam toe, er vallen sinds enige jaren ook geldprijzen te verdienen. De marathon van New York telde in 1975 nog maar 275 deelnemers, in 1977 al ruim 4000 en in 1981 ruim 16000. In Nederland werd de marathon zeer populair nadat Gerard Nijboer in 1980 een wereldtijd (2 uur 09 min 1 s) liep bij de Marathon van Amsterdam en vervolgens tweede werd bij de Olympische Spelen van Moskou. België heeft in Karel Lismont een atleet die allang meetelt op de marathon (in 1971 Europees kampioen), terwijl van de jongere garde tot de beteren behoort. De Australiër Robert De Castella werd in 1983 te Helsinki de eerste wereldkampioen op de marathon, maar het jaar daarop werd hij bij de Olympische Spelen van Los Angeles verrassend verslagen door de Portugese routinier Carlos Lopes.