v., te verwachten gemiddelde duur van het leven op een bepaald tijdstip.
(e) De levensverwachting van mensen wordt berekend uit sterftecijfers in een bepaalde tijdsperiode naar leeftijd, geslacht, groep (natie). De levensverwachting in Nederland is bij de geboorte voor jongens 72 jaar, voor meisjes 79 jaar. De levensverwachting stijgt (gemiddeld) naarmate men ouder wordt: van de 70-jarigen zullen er meer 80 worden dan van de 20-jarigen. In 1850 was de gemiddelde levensduur nog ca. 38 jaar. In België is de levensverwachting van pasgeboren jongens bijna 68 jaar en die van pasgeboren meisjes ruim 74 jaar.
