Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Levenscyclustheorie

betekenis & definitie

v. (-ën), theorie uit de ruimtelijke economie en economische geografie; onderdeel van de locatietheorie waarin de vestigingsplaats van een bedrijf centraal staat.

(e) In de levenscyclustheorie gaat men ervan uit dat een bedrijf een bepaalde ontwikkeling in zijn bestaan doormaakt waarvan de fasen invloed hebben op de keuze van de vestigingsplaats. Een bedrijf begint het produktieproces dikwijls na een bepaalde innovatie, hetzij in verband met het produkt, hetzij met betrekking tot het produktieproces, de distributie of de organisatie. De toepassing van deze innovatie zal vooral plaatsvinden in gebieden waar een vraag naar deze produkten of diensten bestaat. Vanuit het bedrijf bestaat een grote behoefte aan direct contact met de afnemers van het produkt of de diensten, terwijl daarnaast ook contacten met toeleveranciers, met soortgelijke bedrijven en met deskundigen noodzakelijk zijn. Tenslotte doet een bedrijf in de eerste fase van zijn bestaan een beroep op een bepaald deel van de arbeidsmarkt. Dergelijke bedrijven vindt men daarom dikwijls in de oude binnensteden, die een zgn. broedplaatsfunctie hebben.

Zodra er een bepaalde vorm van standaardisatie in het bedrijfsproces heeft plaatsgevonden, verandert er een aantal factoren: rechtstreeks contact met afnemers is niet meer direct noodzakelijk, de massaproduktie moet een veel grotere produktieruimte hebben, er zal meer behoefte bestaan aan opslagruimte en ten slotte wordt er meer een beroep gedaan op de arbeidsmarkt van routinematige produktie. Het bedrijf behoeft niet meer in het afzetgebied gevestigd te zijn en zal van de stedelijke vestiging eerder nadelen dan voordelen ondervinden. Het bedrijf zal zich in deze fase dikwijls vestigen in gebieden waar de produktieomstandigheden, ruimte op de grondmarkt, ruimte op de arbeidsmarkt, beter zijn.