Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Koerden

betekenis & definitie

volk dat woont in Oost-Turkije (ca. 3





mln.), Noordwest-Iran (2,5-3 mln.), Noord-Irak (ca. 2,5 mln.) en Noord-Syrië en in kleine groepen verspreid leeft in de sovjetrepublieken Armenië en Azerbaidzjan (ca. 200 000).

Na de vlucht uit Irak van ca. 30 000 Koerden, die in Iran op de beloofde amnestie rekenden, werd de grens tussen beide landen gesloten (1.5.1975). Duizenden Irakezen vestigden zich onder militair toezicht in Koerdisch gebied. Ca. 300 000 Koerden werden uit hun bergen gedeporteerd naar de woestijngebieden in Zuid-Irak en hun eigendommen werden aan Irakezen geschonken. De Koerdische taal werd in de scholen, de kranten en alle publikaties verboden. Leider Moestafa al Barzani vluchtte naar de VS.

In Iran vochten de Koerden mee voor de vestiging van de republiek (1979). Zij kregen schijnautonomie, maar voortdurend braken gevechten tussen Koerden en revolutionaire troepen uit. De eis van de Iraanse Koerden tot reële autonomie lokte steeds strengere repressie uit. In 1980 grepen de Koerden dan ook massaal naar de wapens. De strijd werd geleid door de Koerdische Democratische Partij van Ghassemloe, die aansluiting zocht bij de Nationale Weerstandsraad van moedjaheddinleider Radjavi, en door de meer linkse Komala. Ondanks de in 1981 uitgebroken oorlog met Irak bleven de Iraanse troepen zeer actief in het Koerdenland. Tussen de Iraanse en de Iraakse Koerden bleef intussen groot wantrouwen bestaan.

De Koerdische kwestie werd in Turkije na de militaire staatsgreep van 1981 met harde hand aangepakt. Duizenden Koerdische strijders werden opgesloten en tot zware straffen veroordeeld. De militaire leiders achtten elke uiting van Koerdische cultuur of Koerdisch bewustzijn net als weleer een bedreiging voor de nationale eenheid. In mei 1983 voerde het Turkse leger een actie uit tegen de Koerdische nationalisten, waarbij de Turken op Iraaks grondgebied doordrongen. De actie werd oogluikend toegestaan door het Iraakse leger en lokte geen enkel protest uit van de regering in Bagdad. In sept. 1983 sloot de Iraakse president Saddam Hoessein een akkoord met de Koerdische leider Jalal Talabani, waarin Irak belangrijke concessies gedaan zou hebben ten aanzien van een Koerdische autonomie en herstel van hun democratische vrijheden.

Daartegenover stond dat een door Irak bewapend Koerdisch leger van ca. 40000 man mee zou gaan vechten tegen Iran. Later in het jaar liet Irak een aantal Koerdische politieke gevangenen vrij. In okt. 1984 zegde Jalal Talabani het akkoord echter weer op.