(Dzjoemhoeriya al-Jaman al-Sja’biya al-Dimoekratiya; Zuid-Jemen), democratische volksrepubliek in het zuiden van het Arabisch Schiereiland, begrensd door de Arabische Zee, De Golf van Aden, Noord-Jemen, Saoedi-Arabië en Oman, 336871 km2, 2,03 mln. inw. Hoofdstad: Aden, met al-Sja’b als administratieve hoofdstad.
POLITIEK
Zuid-Jemen richtte zich in 1981 weer meer op de westerse wereld, wellicht als gevolg van de ontgoocheling over de geringe omvang van de Oost- europese technische hulp. De import van consumptiegoederen werd opgevoerd. Het samenwerkingsakkoord van 19.8.1981 met Libië en Ethiopië lokte fel protest uit in Saoedi-Arabië en Somalië. Aden betichtte Saoedi-Arabië en Oman ervan dat deze bij herhaling de hand in de rebellenactiviteit hadden. Inderdaad werden dit soort activiteiten in 1981 en 1982 geregeld gemeld.
Na een bezoek van de Noordjemenitische president A.A.Saleh aan Aden eind 1981 kregen de toenaderingspogingen tussen de beide Jemens een nieuwe impuls. In 1982 werd er in allerlei commissies concreet verder aan gewerkt.
Na 15 jaar vijandelijkheden werd in 1982 met Oman een normaliseringsverdrag gesloten. LITT. G.R.Smith, The Yemens (1984).
Jerne, Niels Kaj
Deens microbioloog, *23.12.1911 Londen (Groot-Brittannië). Jerne studeerde te Leiden en Kopenhagen. Na zijn studie werkte hij voor de Wereldgezondheidsorganisatie te Genève. In 1962 werd Jerne hoofd van de afdeling microbiologie van de universiteit van Pittsburgh en in 1966 directeur van het Paul-Ehrlich-Institut te Frankfort. In 1969 werd hij hoofd van het Instituut voor Immunologie te Bazel, dat net was opgericht door de firma Hoffman-La Roche. In 1980 ging hij met pensioen.
Jerne heeft met zijn theoretisch werk de grondslag gelegd voor de hedendaagse immunologie. Zijn werk kreeg erkenning toen hij in 1984 samen met zijn medewerkers G.Köhler en C.Milstein de Nobelprijs voor geneeskunde kreeg. Deze ontvingen zij voor de ontdekking van de monoclonale antistoffen, die een doorbraak betekende voor de immunologie.
jeugdbescherming (kinderbescherming)
v., (vroeger: kinderbescherming; liever: jeugdhulpverlening), het geheel van justitiële en vrijwillige mogelijkheden om jongeren die in moeilijkheden zijn geraakt of dreigen te geraken, te helpen en te beschermen.
(e) Men kan ook zeggen dat jeugdbescherming de toepassing inhoudt van het jeugdrecht, d.w.z. alle regelgeving die betrekking heeft op minderjarigen.
In Nederland wordt de jeugdbescherming gedragen door particuliere instellingen, die op hun beurt weer door de overheid worden gesubsidieerd. Het meest gebruikelijke - maar feitelijk te grove - onderscheid is te maken tussen residentiële en ambulante hulpverlening, d.w.z. tussen jeugdbeschermingstehuizen en instellingen die hulp verlenen terwijl het kind verder gewoon thuis woont, zoals een Stichting voor Jeugd en Gezin of een Jongeren Advies Centrum (jac). In de wereld van de jeugdbeschermingstehuizen vinden in de laatste jaren grote veranderingen plaats. Getracht wordt per provincie zoveel ‘bedden’ beschikbaar te hebben als nodig zijn om de verschillendsoortige uithuisgeplaatste kinderen te kunnen opvangen. Dit betekent dat in de provincies met een overcapaciteit nogal wat tehuizen de poorten hebben moeten sluiten; er hebben ook fusies van kindertehuizen plaatsgevonden en de zgn. begeleide-kamerbewoning is toegenomen. Voor deze verschuivingen zijn enkele principiële gronden aan te voeren, te vatten onder termen als ‘regionalisatie’ en ‘kleinschaligheid’.
Maar de meeste tehuizen zijn gesloten op puur financieel-economische overwegingen. Dit beleid heeft velen, ook in het parlement, verontrust. De onrust is vooral groot onder de jeugdbeschermingskinderen zelf, die niet weten hoe hun naaste toekomst er uit zal zien. Behalve residentiële uithuisplaatsingen vinden we in de jeugdbescherming ook de zgn. pleegzorg, d.w.z. de plaatsing van kinderen in het gezin van pleegouders die bereid zijn de verantwoordelijkheid voor hen op zich te nemen.
Binnen de jeugdhulpverlening worden momenteel ruim 9000 voogdijkinderen geholpen; haast 11000 gezinsvoogdij kinderen en ca. 200 kinderen die toevertrouwd zijn aan de raden voor de kinderbescherming.
Tot op heden is de subsidiërende overheid van deze justitiële jeugdbescherming hét Ministerie van Justitie, op grond van de Beginselenwet Kinderbescherming. De ambulante jeugdhulpverlening echter wordt vooral gesubsidieerd door het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. In de toekomst zal de Wet op de jeugdhulpverlening een nieuwe financieringsstructuur brengen, waarin ook de provinciale overheden bevoegdheden en plichten zullen krijgen.
De overheid zelf exploiteert acht rijksinrichtingen, die vooral bedoeld zijn om jonge delinquenten die een vrijheidsstraf moeten ondergaan, dan wel aan wie een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd, op te vangen. De gemiddelde bezetting van de rijksinnchtingen betreft ruim 250 jongeren. Een centrale rol wordt gespeeld door de 19 Raden voor de kinderbescherming, één per arrondissement. De Raad, een overheidslichaam, bestaat uit een Bureau, dat zorg draagt voor de rapportage en advisering aan de rechter (en voor het innen van alimentatiegelden voor kinderen van gescheiden ouders), en dat in de regel verdeeld is in diverse units. Aan de Raad is tevens een College verbonden, benoemd uit redelijk deskundige en maatschappelijk geïnteresseerde burgers, die te zamen met het Bureau het beleid bepalen.
De particuliere jeugdhulpverlening kent een overkoepelende organisatie, het Werkverband Integratie Jeugdwelzijnswerk Nederland (wijn), al bestaan momenteel plannen deze te laten opgaan in een superkoepel van de gehele maatschappelijke dienstverlening. Hierbij zijn ruim 400 instellingen van jeugdverlening aangesloten. Een van de grote problemen van de huidige Ned. jeugdhulpverlening wordt gevormd door het groeiende aantal buitenlandse kinderen waarmede de voogdij- en gezinsvoogdijinstellingen worden geconfronteerd.
De jeugdhulpverlening is op een dergelijke diverse hulpvraag nauwelijks ingesteld. [prof.dr.M.Rood-de Boer] LITT. J.Goldstein, A.Freud en A.Solnit, De toverformule: in het belang van het kind (1979); J.A.C.Bartels, De persoon van de minderjarigè (3e herz. dr. 1984); J.E.Doek en H.M.A.Drewes, Jeugdrecht en jeugdbescherming in Nederland (1984); M.J.C.Koens, Jeugdige buitenlanders en recht (1984); J.Goldstein, A.Freud en A.Solnit, Wanneer de toverformule: criteria voor overheidsinterventie in het belang van het kind (1984).
België. In België wordt de jeugdbescherming geregeld door de Wet van 8.4.1965. Krachtens deze wet heeft elk gerechtelijk arrondissement een jeugdrechtbank en een jeugdbeschermingscomité. De jeugdrechtbank behandelt strafrechtelijke zaken tegen minderjarigen onder 18 jaar. Daarnaast is de jeugdrechtbank bevoegd in burgerrechtelijke zaken zoals ontvoogding en het toewijzen van de kinderen bij echtscheiding. Jeugdbeschermingscomité’s hebben vooral een preventieve functie. Zij kunnen alleen optreden met toestemming van de betrokken ouders. Zowel rechtbank als comité beschikken over een uitgebreide sociale dienst van maatschappelijk werkenden.
Beleidsmatig is de tendens:
1. streven naar kleinschalige instellingen om jongeren te plaatsen;
2. plaatsingen voorkomen door aangepaste begeleiding van het thuismilieu;
3. meer samenwerking met particuliere (alternatieve) instellingen, zoals b.v. een Jongeren Advies Centrum (JAC); 4. hanteren van een begeleid op-kamer-wonen als alternatief voor plaatsing van jongeren boven 16 jaar. [lic.P.Heyvaert].
Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming (JNM)
Belg. landelijke vereniging voor jongeren tussen 12—25 jaar. De JNM ontstond op 16.4.1983 op het fusiecongres van de Belg. Jeugdbond voor Natuurstudie en de Wielewaaljongeren. De redenen voor deze fusie waren de gemeenschappelijke doelstellingen die beide verenigingen nastreefden, nl. de studie van alles wat in de natuur groeit en bloeit, en het behoud van de natuur en de bescherming van het leefmilieu in het algemeen.Voortbouwend op de tradities van de samenstellende jeugdverenigingen brengt de JNM jonge mensen in contact met de natuur door een keur van activiteiten. Deze omvatten b.v. wekelijkse excursies in de eigen streek, beheerswerkzaamheden in natuurreservaten, acties ter bescherming van natuur en milieu, kaderweekends, kampen in binnen- en buitenland, een jaarlijks jeugdbond- congres, uitgeven van tijdschriften en andere publikaties, een boekenwinkel voor de leden en een informatiecentrum. Binnen de JNM zijn bovendien werkgroepen actief die zich in het bijzonder toeleggen op de studie van o.a. planten, insekten, vogels en zoogdieren.