Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Japan

betekenis & definitie

(Nippon), keizerrijk in Oost-Azië, begrensd door de Japanse en Oostchinese Zee en de Grote Oceaan, 337 484 km2, 117,65 mln. inw. Hoofdstad: Tokio.

ECONOMIE

De beroepsbevolking omvat 56,5 mln. personen (39 % vrouwen); van hen werkt 10,4 % in de landbouw en 34,3 % in de industrie. Bijna 5 mln. ha, d.i. 13 % van de oppervlakte, wordt benut voor de akkerbouw. Van deze oppervlakte wordt 3,3 mln. ha geïrrigeerd. De belangrijkste akkerbouwprodukten waren in 1982 rijst (12,8 mln. t), aardappelen (3,6 mln. t), suikerbieten (4,1 mln. t) en zoete aardappelen (1,4 mln. t). Verder worden nog thee (99 000 t), tabak (136 000 t), mandarijnen (2,8 mln. t; belangrijkste wereldproducent van deze zuidvruchten) en sinaasappelen (400 000 t) verbouwd.

Japan is het belangrijkste visserijland ter wereld met een vangst van 10,7 mln. t. Ook blijft Japan, ondanks internationale protesten, op walvissen jagen. Na de USSR is Japan met een vangst van ca. 1865 van deze zeezoogdieren de tweede wereldproducent.

Japan is het op twee na grootste industrieland ter wereld. Na de USSR en de VS produceert de Japanse industrie het meeste staal: 102 mln. t. Verder produceert Japan 6,71 mln. t kunststoffen, 7044000 automobielen, 3083000 vrachtauto’s en 5317000 brt scheepsruimte (37 % van de totale wereldproduktie). Voor een groot deel zijn dit exportartikelen. Japan produceert 959 000 t geraffineerd koper (derde wereldproducent). Voor de eigen hoogontwikkelde elektronische industrie gebruikt het echter 1325000 t geraffineerd koper, zodat dit halffabrikaat ingevoerd moet worden.

Een zelfde situatie bestaat voor zink (produktie 737 000 t, tweede wereldproducent; eigen behoefte 756000 t), aluminium (1,06 mln. t eigen produktie; eigen behoefte 1,64 mln. t) en lood (281900 t produktie; eigen behoefte 392 000 t). LiTT. K.Murata, An industrial geography of Japan (1980); A.C. Allen, Japan’s economie policy (1980).

CULTUUR

FILM. Voor de Japanse film waren de jaren zeventig rampzalig. De grote filmmaatschappijen kampten met ernstige moeilijkheden of verdwenen. Toch kwamen er kwaliteitsfilms tot stand, al vonden ze veel moeilijker dan vroeger een weg naar het buitenland, zoals o.a. De zwervers (1973) van Kon Itsjikawa, Kaseki (1973) van Masaki Kobajasji, Zomersoldaten (1972) van Hirosji Tesjigahara en Het leven van de blinde zwerver Sjikoesan (1977) van Kaneto Sjindo.

Na o.a. De ceremonie (1971) brak Nagisa Osjima internationaal door met Het rijk der zinnen

(1973); deze film liet hij volgen door Het rijk der hartstochten (1976) en Merry Christmas, Mr Lawrence (1982), een Japans-Britse coproduktie. Van de nieuwe regisseurs moeten worden vermeld Sjoehi Terajama (Werp de boeken weg en loop de straat op, 1971, en De bokser, 1977), Joitsji Higasji (De stad in september, 1978), de documentarist Sjinsoek Ogawa (De boeren van de tweede vesting, 1971) en de regisseuse en actrice Sasjiko Hidari (Een zo verre weg, 1977).

Na het falen van zijn merkwaardige film Dodeskaden (1970) en een mislukte zelfmoordpoging ging Akira Koerosawa naar Siberië om er Dersoe Oezala (1975) te draaien. In 1980 verwierf hij de hoofdprijs op het festival van Cannes met zijn Kagemoesja en werd hij algemeen als een der groten uit de filmwereld erkend.

Masahiro Sjinoda wist films als Orin, de verbannene (1977) en Het betoverde meer (1979) een sterk poëtisch klimaat te geven. In De vruchten van de passie (1982) gebruikte Sjoehi Terajama haast surreële effecten. Sjohei Imamoera vertelde in zijn sterke historische film Eijanaika (1982; Waarom niet?) over de strijd van het volk tegen de militaire dictatuur van de sjogoen. Tijdens het in 1983 te Cannes gehouden festival werd zijn indrukwekkende De ballade van Narajama bekroond met de Gouden Palm. Joisji Takabajasji schiep in zijn Irezoemi (1981; De getatoeëerde) een beklemmende sfeer door het vervlechten van rituele en erotische tonelen.

In 1982 vestigden enkele jongeren de aandacht op zich, onder wie Elisji Koedo met de politiefilm Jajoe-deka (De zelfstandige), en Kei Koemaï, die in De zaak Sjimojana een politieke moord uit 1943 belicht. Hun realistische benadering komt overeen met die waarmee Kohoe Ogoeri in Modderige rivier (1981) de ellende wist te tekenen van een bende kinderen in het Osaka van 1956.

POLITIEK

Bij de verkiezingen in juni 1980 behaalde de Liberaal-Democratische Partij (LDP) de absolute meerderheid. Na een felle strijd om het voorzitterschap van de partij, dat tevens automatisch het premierschap oplevert, werd Zenko Suzuki aangewezen. De nieuwe premier verklaarde zich voorstander van een verhoging van de defensie-uitgaven en een wijziging van de grondwet in die zin dat Japan zelf wapens zou mogen exporteren en de oorlog aan een ander land verklaren.

In de loop van 1981 steeg de begroting van defensie met 7,7 %, waardoor de in de voorgaande jaren wat verkoelde betrekkingen met de VS verbeterden. In mei bezocht Suzuki de VS. In de gezamenlijke slotverklaring werd gesproken over de versterking van het bondgenootschap tussen beide landen.

Hoewel Japan in 1980 in verband met de Russische inval in Afghanistan een economische boycot tegen de USSR afkondigde, werd in dec. een grote kredietgarantie gegeven voor de exploratie van bodemschatten in Siberië. En in 1981 werden de afgebroken besprekingen over de levering van Russisch gas aan Japan en van Japanse stalen buizen aan de USSR hervat. Tevens besprak men de sinds 1945 gehandhaafde Russische bezetting van de twee zuidelijkste eilanden van de Koerillen, waar Japan aanspraak op maakt. Eveneens in 1981 werden de boycotmaatregelen tegen Iran opgeheven, die ingesteld waren ten gevolge van Amerikaanse druk in verband met de gijzelingsaffaire in Teheran. Aangezien Iran Japans grootste olieleverancier is, is het voor Japan zaak de verstandhouding niet al te zeer te verslechteren.

In 1980 werden met China onderhandelingen gevoerd over diverse economische problemen, ten gevolge waarvan in 1981 een grote lening aan China werd verstrekt voor de uitbreiding van de chemische industrie. Daartegenover stond echter dat China, in het kader van zijn nieuwe economische bezuinigingspolitiek, in deze jaren allerlei afspraken over belangrijke zakentransacties abrupt annuleerde. Met Zuid-Korea werd de verstandhouding slechter toen de Japanse regering zich openlijk uitsprak tegen de schending van de mensenrechten in dat land. Er werden wel economische besprekingen gevoerd, maar die verliepen zeer moeizaam en zij werden afgebroken toen in mrt. 1982 een ernstig conflict uitbrak over de vergoelijkende wijze waarop in nieuwe Japanse geschiedenisboekjes het Japanse optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Korea werd behandeld. Ook met China en een aantal Zuidoostaziatische landen ontstond wrijving over de beschrijving van de Japanse rol in de jaren 1937- 45.

In 1980 werden met Europa onderhandelingen gevoerd in het kader van het verlangen van de Westeuropese landen om de Japanse uitvoer van auto’s en elektronika naar het westen af te remmen en de importmogelijkheden voor westerse industrieprodukten in Japan te verruimen. Ondanks een bezoek van Suzuki aan enkele Europese landen werd op dit punt geen wezenlijke overeenstemming bereikt en in 1982 nam Frankrijk eenzijdige maatregelen om de Japanse invoer te bemoeilijken.

In verband met zijn gebrek aan diplomatieke bekwaamheden dwong de LDP Suzuki in nov. 1982 tot aftreden als partijvoorzitter en premier. Hij werd in beide hoedanigheden opgevolgd door Jasuhiro Nakasone. Deze was evenmin een populair man, maar hij mocht zich verheugen in de steun van Tanaka, de leider van de belangrijkste factie binnen de LDP. Ondanks zijn rol in de Lockheed-affaire bleek hij de sterke man op de achtergrond te zijn die grote invloed op de politiek had. Men verwachtte dat Nakasone weinig meer zou zijn dan een marionet van Tanaka, maar hij ontwikkelde zich snel tot een krachtige politieke fi

guur die een duidelijk stempel op de Japanse politiek drukte. Nakasone stelde zich veel minder neutraal op en koos duidelijk voor het westen. Zo verklaarde hij tijdens een bezoek aan Washington in jan. 1983 van Japan ‘een groot onzinkbaar vliegdekschip om de militaire expansie van de Sovjetunie tegen te gaan’ te willen maken. Deze krasse taal deed het goed bij president R.Reagan, maar werd hem in eigen land niet in dank afgenomen. Ook zijn plannen om de militaire macht van Japan sterk te vergroten en de defensie-uitgaven boven de 1 % van het BNP te brengen stuitten op veel protest.

Tijdens een officieel bezoek aan Zuid-Korea in jan. en bezoeken aan vijf andere ASEAN-landen in mei 1983 probeerde Nakasone die landen ervan te overtuigen dat Japan geen imperialistische plannen koesterde en dat de defensieversterking zuiver verdedigend was bedoeld. Zijn bezoeken waren opmerkelijk, omdat Japan landen als Thailand eigenlijk nooit als serieuze ASEAN-partners had beschouwd, terwijl de diplomatieke betrekkingen met Zuid-Korea, ondanks de grote Japan- se belangen daar, altijd uiterst stroef waren verlo- pen. Nakasone streefde ernaar Japan een actieve rol te laten spelen in de wereldpolitiek.

In okt. 1983 kwam Nakasone in moeilijkheden als gevolg van het Lockheed-proces tegen zijn beschermer Tanaka. Deze weigerde ondanks zijn veroordeling ontslag te nemen uit het Lagerhuis en de regering wilde hem niet dwingen. Daarop boycotten de oppositiepartijen alle parlementaire activiteiten en Nakasone moest aftreden. Bij de daarop volgende verkiezingen van dec. 1983 leed de LDP de grootste nederlaag uit haar geschiedenis, maar Nakasone zelf kreeg een recordaantal voorkeurstemmen. Dank zij de steun van enkele kleine partijen kon hij een nieuw kabinet vormen. Ook in 1984 zette Nakasone zijn beleid voort, wat hem bij de bevolking populair maakte, maar binnen zijn LDP veel wrevel veroorzaakte.

In de zomer van 1984 woedde er binnen de LPD een machtsstrijd tussen de verschillende facties, waaruit Nakasone die nog altijd de steun van Tanaka genoot, als overwinnaar te voorschijn kwam. In nov. 1984 werd hij voor de derde maal beëdigd als premier.