Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Gabon

betekenis & definitie

(République Gabonaise), republiek aan de Atlantische kust van Centraal-Afrika,

267 000 km2, 555000 inw. Hoofdstad: Libreville.

ECONOMIE

Hoewel meer dan de helft van de bevolking nog werkzaam is in de akkerbouw, drijft de Gabonese economie op de exploitatie van bossen. Sinds het begin van de jaren zestig is de mijnbouw echter steeds belangrijker geworden. Grotendeels is deze exploitatie in handen van buitenlandse ondernemingen, zij het dat de Gabonese participatie in die ondernemingen gestaag groeit. De landbouw heeft in Gabon voornamelijk een zelfvoorzienend karakter. In 1979 droeg hij nog slechts 4,4 % bij aan het bruto binnenlands produkt (BBP), tegen 14 % in 1966. Een op de markt georiënteerde landbouw ontwikkelt zich nauwelijks door het gebrek aan transportmogelijkheden.

Ook de slechte kwaliteit van de bodem en de betere mogelijkheden die andere sectoren van de economie bieden, spelen hierbij een rol. De voedselproduktie blijft dan ook ver achter bij de binnenlandse behoeften. Door de uitputting van de bossen aan de kust loopt ook de bijdrage van de houtproduktie aan het BBP terug, zij het dat de waarde van de houtproduktie, die tot 1967 stagneerde, als gevolg van de gunstige prijzen op de wereldmarkt tussen 1968—72 in absolute termen weer toenam. Door herbebossingsprogramma’s tracht de regering de houtproduktie op peil te krijgen en te houden. Steeds groter wordt het aandeel van de mijnbouw in het BBP. De export van mineralen maakte in 1961 nog slechts 27 % van de totale Gabonese export uit; in 1970 bedroeg dit aandeel 60 %, in 1975 was het gestegen tot 94 %.

Daarna viel het terug tot 91 % in 1976. Het belangrijkste mijnbouwprodukt is ongetwijfeld aardolie, in 1975 goed voor 83 %, in 1977 nog altijd voor 72 % van het totaal der exportopbrengsten. Sinds 1975 liep de aardolieproduktie geleidelijk terug. Dank zij de stijging van de aardolieprijzen op de wereldmarkt leidde deze produktiedaling echter niet tot een belangrijke inkomstenvermindering. Naar verwachting zijn de olievelden die thans worden geëxploiteerd tegen het einde van de jaren tachtig uitgeput.

Grote verwachtingen koestert men van de exploitatie van de gigantische ijzervoorraden bij Mekambo in Noordoost-Gabon, terwijl ook de aanwezigheid van lood, zink en fosfaat is aangetoond. De export van uraanerts nam toe tot 1033 t in 1980, waarmee Gabon op de achtste plaats op de wereldranglijst staat. Voor mangaanerts (2,1 mln. t) staat het land zelfs op de derde plaats.

POLITIEK

Gabon behoort, mede dank zij zijn relatief hoge welvaartspeil, tot de politiek meest stabiele Afrikaanse landen. Weliswaar leverde het tweede buitengewone congres van de Parti Démocratique Gabonais (PDG) in jan. 1979 kritiek op het vaak inefficiënte overheidsbeleid en verbood het de cumulatie van functies die zich binnen het overheidsapparaat voordeed, maar de positie van president Bongo bleef onaangetast. In nov. 1979 werd Bongo door de PDG als enige kandidaat gesteld voor het presidentschap en bij de verkiezingen, een maand later, kreeg hij 99,85 % van de stemmen. Onder Bongo’s bewind werden in de loop van de jaren zeventig de betrekkingen met Frankrijk wat losser. Sinds 1972 voerde de overheid een beleid dat gericht was op vergroting van het Gabonese aandeel in de buitenlandse, vooral Franse, ondernemingen die in Gabon actief waren: de staatsdeelneming groeide en steeds meer Gabonezen vervullen managementfuncties binnen deze ondernemingen. Bij de herziening van het samenwerkingsverdrag met Frankrijk in febr. 1974 verloor dat land zijn bevoorrechte positie.

In de daaropvolgende jaren diversifieerde Gabon zijn buitenlandse betrekkingen: relaties werden aangeknoopt met o.a. Roemenië, Joegoslavië, China en de USSR. In sept. 1976 trok Gabon zich terug uit de Organisation Commune Africaine et Mauricienne (OCAM), de economische organisatie van Franstalige Afrikaanse landen, en uit de gemeenschappelijke luchtvaartmaatschappij Air Afrique. Niettemin bleven de betrekkingen met Frankrijk hartelijk. Dat maakte Gabon regelmatig tot onderwerp van kritiek binnen de gemeenschap van Afrikaanse landen. In 1977 beschuldigde president M.Kerekou van Benin Gabon van betrokkenheid bij de aanslag die huurlingen in jan. van dat jaar hadden gepleegd op Cotonou, een van Benins belangrijke handelssteden.

Ook commissies van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE) en de VN wezen personen in de directe omgeving van de Gabonese president Bongo aan als de mensen achter deze aanslag. In een reactie op de beschuldigingen gelastte Bongo de uitwijzing van de ca. 10 000 staatsburgers van Benin die in Gabon werkzaam waren, voornamelijk in de handel en in het onderwijs. Kritiek ondervond Gabon ook omdat het vlees en groenten importeerde uit Rhodesië en zo de internationale boycot van Rhodesië doorbrak.

Bij de verkiezingen van 11.11.1980 stemde de bevolking van Gabon massaal voor de eenheidslijst van de PDG. Hoewel Bongo sinds hij in 1968 aan de macht was gekomen een grotere onafhankelijkheid ten opzichte van het vroegere moederland Frankrijk betrachtte, kwamen er pas in de loop van 1981 ernstige spanningen met Parijs aan het licht. De president richtte zijn woede vooral tegen de Franse pers, die hij ervan beschuldigde een haat- en lastercampagne tegen zijn persoon te voeren. Bongo’s naam was inderdaad herhaaldelijk opgedoken in verband met de moord die in 1979 was gepleegd op de Vietnamees Robert Luang, die een tijdlang de minnaar zou zijn geweest van de vrouw van de president.

Toch was het in de Gabonese hoofdstad Libreville dat verscheidene gewezen Franse kolonies in aug. 1981 een akkoord afsloten om Parijs te volgen in de steun aan Oueddei in de Tsjaadse burgeroorlog. Op de Frans-Afrikaanse top in nov. 1981 te Parijs stemde Gabon wel tegen het sturen van een troepenmacht naar Tsjaad. De relaties met het buurland Kameroen waren intussen vertroebeld. Een voetbalinterland zorgde in beide landen voor ernstige rellen. Met Franse hulp moesten Kameroense burgers worden geëvacueerd.

Ondanks de gunstige verkiezingsuitslagen voor zijn eenheidspartij groeide er de laatste jaren toch kritiek tegen het beleid van de president. Buitenlandse maatschappijen beheersen nog steeds de belangrijkste sectoren van de exporteconomie. Amerikaanse ondernemingen ontginnen b.v. de slinkende olievoorraden en vooral de enorme mangaanreserves. De grote hoeveelheden ijzererts zijn nog niet aangeboord. Frankrijk neemt de uraanwinning voor zijn rekening. Verder is ook het naar Afrikaanse normen hoge BBP erg ongelijk verdeeld.

LITT. M.Remy, Gabon today (1977).