Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Film

betekenis & definitie

m. (-s), opnamen, vastgelegd op celluloid, die als bewegende beelden kunnen worden geprojecteerd.

(e) De nieuwe mogelijkheden die de film de laatste jaren heeft, hangen nauw samen met de ontwikkeling van de elektronika. Niet iedereen toonde zich hiermee even gelukkig: de Amerikaanse filmtechnici b.v. weigerden lange tijd bij speelfilms beeldbanden te gebruiken in plaats van het filmmateriaal dat zij gewend waren. De beeldbanden maken het (soms) mogelijk sneller te werken, doordat de gemaakte opnamen direct kunnen worden gecontroleerd. (Als men het gewone filmmateriaal gebruikt, moet dit eerst worden ontwikkeld, vóór men het resultaat van de opnamen kan beoordelen.) Een tweede voordeel van de toepassing van beeldbanden is, dat het mogelijk is om reeds tijdens het opnemen een eerste montage te maken.

Uiteindelijk zijn de videotechnieken toch in de filmwereld binnengedrongen, al vertonen de bioscopen nog steeds ‘gewone’ films. Tegenwoordig wordt bij de opnamen echter herhaaldelijk gebruik gemaakt van de door video geboden mogelijkheden, evenals van computers en laserstralen. Dit geldt vooral voor science-fictionfilms, waarin talrijke trucages voorkomen. De Amerikaanse regisseur Francis Ford Coppola heeft zelfs heel wat dergelijke nieuwe effecten ingelast in een eenvoudige liefdesgeschiedenis als One front the heart (1982).

De scherpe concurrentie die bestaat tussen de filmers die het gewone materiaal gebruiken en degenen die elektronika toepassen, is niet de enige strijd die in de filmwereld wordt uitgevochten. Ook bij de distributie is er een hardnekkig gevecht aan de gang tussen de bioscopen enerzijds en de videocassettes, de gewone televisie en de abonneetelevisie anderzijds. Ook al leek de financiële balans van de grote Amerikaanse produktiemaatschappijen in de jongste periode op het eerste gezicht vrij gunstig, toch heerste in de filmkringen grote ongerustheid. De hoge inkomsten waren immers uitsluitend te danken aan enkele uitzonderlijke successen. Men kan zich afvragen hoe de (commerciële) situatie er zou uitzien als Steven Spielbergs E. T., Sydney Pollacks Tootsie en Walter Hills 48 hours (alle uit 1982) onmiddellijk waren vertoond op abonneetelevisie of verkrijgbaar waren geweest als cassette.

Toch had de Amerikaanse film tijdens de afgelopen jaren heel wat te bieden. Opmerkelijk was een teruggrijpen naar louter amusement, zoals dat het geval was met de avonturenfilms Raiders of the lost ark (1981), en Indiana Jones and the temple of doom (1984) beide van Spielberg. Sensatie en brutaliteit werden in toenemende mate belangrijke ingrediënten van de moderne filmproduktie. Gewelddadige films als The warriors (1979) van James Hill getuigden echter tevens van een virtuoos vakmanschap. Griezelverhalen en thrillers boden vaak mogelijkheden tot het inlassen van bijzonder schrikaanjagende effecten, zoals in de briljante films van Brian De Palma (o.a. Dressed to kill, 1980, Body double, 1984) en Joe Dante (Gremlins, 1984). Er werden echter ook enkele gevoelige werken geproduceerd.

Deze kregen een warm onthaal van de zijde van het publiek. Tot deze films behoorden het echtelijke drama Kramer vs. Kramer (1979) van Robert Benton en Ordinary people (1980) van Robert Redford, een sober verhaal over het uiteenvallen van een gezin. De reeks familiedrama’s werd voortgezet met Paul Newmans Harry and son (1984). De indrukwekkende film Missing (1982) van Constantin Costa-Gravas, die in Cannes de Gouden Palm won, was ook in het buitenland een groot succes. Missing gaf een dringend beeld van mensen die het slachtoffer worden van politieke machinaties. Het genre van de politieke film kwam sterk op; getuige Norman Jewisons A soldier’s story (1984) en Roland Joffés The killing fields (1984).

In Sophie’s choice van Alan Pakula (1982; naar de roman van William Styron) vertolkte Meryl Streep op een prachtige manier de titelrol, waarvoor zij dan ook een oscar kreeg. Tot de films die in 1982 eveneens oscars wonnen behoorden Reds van Warren Beatty en On Golden Pond van Mark Rydell. De hoofdrolspelers van laatstgenoemde film, Katharine Hepburn en Henry Fonda werden uitgeroepen tot resp. de beste actrice en acteur van dat jaar. Eveneens veel succes hadden de liefdesgeschiedenis An officer and a gentleman (1982; oscar voor de beste mannelijke bijrol) van Taylor Hackford en The world according to Garp van George Roy Hill (1982; naar de roman van John Irving). Boeken vormden vaak de basis van een film, getuige John Hustons Under the vulcano (1984; naar een werk van Malcolm Lowry). Verscheidene films van grote Europese regisseurs kwamen tot stand dank zij Amerikaans geld. Dit gold voor b.v. Maria’s lovers (1984) van de Rus Andrej Konchalovski, Amadeus (1983) van de Tsjechoslowaak Milos Forman, Once upon a time in America (1984), de come-back van de Italiaan Sergio Leone en Paris, Texas (1984) van de Duitser Wim Wenders.

In Groot-Brittannië kwamen enkele groots opgezette coprodukties tot stand. Voorbeelden hiervan waren: de uitstekende film Gandhi (1983) van Richard Attenborough, die dan ook acht oscars kreeg, de gruwelfilm The shining (1980) van Stanley Kubrick, het spectaculaire werk Excalibur (1981) van John Boorman en A passage to India (1984; naar het boek van E.M.Forster) van David Lean, die daarmee eindelijk weer van zich deed spreken. Grote indruk maakten ook werken als Chariots of fire (1981) van Hugh Hudson, The French lieutenant’s woman (1981) van Karel Reisz en Looks and smiles (1982) van Kenneth Loach. Door de economische crisis werd het nodig om bij het tot stand komen van de produkties de steun van de televisie in te schakelen. Dit was het geval met o.a. The draughtsman’s contract (1982) van Peter Greenaway en Remembrance (1982) van Colin Gregg. Ook Jerzy Skolimowski’s Moonlighting (1982), waarin de tragische gebeurtenissen die in dec. 1981 in Polen plaatsvonden het onderwerp vormden, werd ten dele door de televisie gefinancierd.

Toch was er sprake van een voorzichtige opbloei van de Britse film. Deze hing niet alleen samen met regisseurs, maar was vooral te danken aan actieve filmproducenten. Eén van hen was David Puttnam. Na Chariots of fire produceerde hij o.a. Local hero (1983) en Cal (1983). Ook producent Jeremy Thomas gaf de filmindustrie positieve impulsen; dank zij hem kwam er een film als Merry Christmas Mr Lawrence (1983). De nieuwe generatie producenten laat de veelal jonge garde regisseurs de vrijheid om artistiek werk te leveren.

De films die hiervan het resultaat zijn, worden gekenmerkt door een binnenstebuiten gekeerde realiteit. Voorbeelden hiervan zijn: The hit (1984) van Stephen Frears en Nineteen eighty-four (1984) van Michael Radford.

Commercieel ging het de Franse film vrij goed. Op artistiek gebied bleven regisseurs als Alain Resnais (Mon oncle d’Amérique, 1980, en L’amour à mort, 1984), François Truffaut (Le dernier métro, 1980), Eric Rohmer (Le beau mariage, 1982), Jean-Luc Godard (Passion, 1982) en Bertrand Tavernier (Coup de torchon, 1982 en Un dimanche à la campagne, 1984) hun reputatie getrouw. Regelmatig doken veelbelovende nieuwe cineasten (Jean-Jacques Beineix, Claude Miller, Laurent Heynemann, Jean-Jacques Annaud, Diane Kurys) en filmsterren (Gérard Depardieu, Nathalie Baye, Miou-Miou, Gérard Lanvin) op.

Over het algemeen bood de inhoud van de films weinig verrassingen.

Er waren ook in Frankrijk verscheidene buitenlandse regisseurs actief. De Duitser Volker Schlöndorff realiseerde Un amour de Swann (1983) en de Pool Andrzej Zulawski creëerde La femme publique (1984).

In de BRD bezaten de jongere regisseurs weliswaar voldoende ambitie, maar in eigen land trok hun werk slechts weinig belangstelling. Dit was echter vaak een gevolg van hun artistieke onrijpheid. Enkele Westduitse filmers vonden echter nog steeds internationale erkenning, zoals Rainer Werner Fassbinder (Die Sehnsucht der Veronika Voss, 1982 en Querelle de Brest, 1982), Volker Schlöndorff (Die Fälschung, 1981), Margaretha von Trotta (Die bleierne Zeit, 1981, en Heller Wahn, 1983), Werner Herzog (Fitzcarraldo, 1982) en Wim Wenders (Der Stand der Dinge, 1982). Hans-Jürgen Syberberg regisseerde de vijf uur durende filmversie van Parsifal (1982). Ook Wolfgang Petersen vond met Das Boot (1982) erkenning. Hij verfilmde daarna het sprookje Die unendliche Geschichte van Michael Ende; The never ending story (1984) veroverde de internationale markt. Intussen gingen coryfeeën als Wenders en Herzog naar het buitenland, waar zij resp. Paris, Texas (1984; gemaakt in de VS) en Where the green ants dream (1984; geschoten in Australië) vervaardigden.

De ernstige filmcrisis in Italië kon niet beletten dat grote regisseurs, zoals Federico Fellini (La citta delle donne, 1980), Michelangelo Antonioni (Identificazione di una donna, 1982), Bernardo Bertolucci (La tragedia di un uomo ridicolo, 1982) en vooral Francesco Rosi (Tre fratelli, 1981), Ettore Scola (La notte di Varennes, 1982, en Le bal, 1984) en de gebroeders Paolo en Vittorio Taviani (La notte di San Lorenzo, 1982), opnieuw hun meesterschap bewezen. Intussen had Sergio Leone zijn werkterrein naar de VS verlegd. In 1984 deed hij van zich spreken met Once upon a time in America.

Uit Zweden werd gemeld dat Ingmar Bergman zich na zijn Fanny en Alexander (1982) uit de filmstudio’s zou terugtrekken. Toch vervaardigde hij nog de televisiefilm Na de repetitie (1984). De ambitieuze produktie The flight of the eagle (1982) van Jan Troell gaf een waarheidsgetrouw verslag van de mislukte poging die de Zweedse geleerde

S.A.Andrée in 1897 deed om per ballon de Noordpool te bereiken.

In België en Nederland leverden vakkundige cineasten het bewijs dat er ruim voldoende authentiek filmtalent voorhanden was. In België gold dit voor: Robbe De Hert (De witte van Sichern, 1980, en Zware jongens, 1984), André Delvaux (Een vrouw tussen hond en wolf, 1980 en Benvenuta, 1983), Patrick Le Bon (Zaman, 1983), Jan Gruyaert (De vlaschaard, 1983), Chantal Akerman ( Toute une nuit, 1982) en Marion Hansel (Le lit, 1983). Voor Nederland gold dit voor: Pieter Verhoeff (Het teken van het beest, 1981), Ben Verbong (Het meisje met het rode haar, 1981, De schorpioen, 1984), Nouchka van Brakel (Van de koele meren des doods, 1982), Orlow Seunke (De smaak van water, 1982; bekroond op het filmfestival van Cannes) en Dick Maas (De lift, 1983). Laatstgenoemde film kreeg tijdens de te Utrecht gehouden Ned. Filmdagen de prijs voor de beste regie. Aan de opmerkelijke film van Louis van Gasteren Hans, het leven voor de dood (1983) werden te Utrecht twee belangrijke prijzen toegekend: het Gouden Kalf voor de beste lange film en de prijs van de Ned. filmkritiek. De Belg. animatiefilm Le cheval de fer (1983) van Gérald Frydman en Pierre Levy behaalde een Gouden Palm.

In de USSR ondervond Andrej Tarkovski politieke moeilijkheden met zijn vrij moeilijk te volgen science-fictionverhaal Stalker (1979). Zijn Nostalgie (1983) won op het festival van Cannes de speciale juryprijs. Sommige werken als Moskou gelooft niet in tranen (1979) van Vladimir Mensjov, Triptiek (1979) van Ali Chamrajev en Privéleven (1982) van Joeri Raizman verrasten door hun warm menselijke toon. Alle kritiek in de Pravda ten spijt vervaardigden vele Russische filmers liever geen films die over ideologische of collectieve problemen handelden.

De troebele politieke situatie in Polen belette niet dat vooral Andrzej Wajda (De man van ijzer, 1981) en Krzysztof Zanussi (Contract, 1980) enkele uitstekende, soms politiek moedige en steeds tamelijk pessimistische films maakten. Wajda en Zanussi werkten overigens daarna in het buitenland: Wajda maakte in Parijs Danton (1982) en Zanussi regisseerde The imperative en The unapproachable (beide 1982) in de BRD. De Poolse regisseur Filip Bajon voltooide zijn The consul (1982) eveneens in de BRD. In Hongarije kwam, naast een bekende filmer als Miklós Jancsó, een hele reeks interessante jongeren aan bod. Tot hen behoorde Peter Gothar, wiens Time stands still (1982) de problemen van de jeugd na de revolutie van 1956 weergaf. De film die het meest de aandacht trok, was ongetwijfeld Mephisto van Istvan Szabo (1982; naar de roman van Klaus Mann). Deze film, die in theaterkringen in nazi-Duitsland speelt, kreeg als beste niet-Amerikaanse film een oscar.

In de overige Oostbloklanden waren werkelijk belangrijke films een zeldzaamheid.

Ook uit de landen van het Nabije Oosten kwamen zeer interessante films. De Turkse cineast Yilmaz Güney vestigde de aandacht op sociale misstanden in zijn geboorteland met de film Yol (1982). Deze won de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. De Egyptische regisseur Youssef Chabine toonde zijn talent in An Egyptian story (1982), die veel autobiografische elementen bevat. Borhane Alaouie, de Libanese filmer, gaf een intelligent beeld van het leven en de gebeurtenissen in Beiroet vlak voor het gewapend conflict met de Israëli’s: The Beirut encounter (1982). Zijn landgenoot Maroen Baghdadi behandelde hetzelfde thema in Petites guerres, eveneens uit 1982. Tot de interessantste Israëlische produkties behoorden Repeat dive (1982) van Shimon Dolan, die hierin geen geheim maakt van zijn anti-militaristische gevoelens en Hamsun (1982) van Daniël Wachsman, waarin de verhouding tussen joodse kolonisten en de Arabische bevolking kritisch wordt bekeken.

Het grootste kassucces in Argentinië was Easy money (1982) van Fernando Ayala, een scherpe satire op de huidige sociaal-economische problemen. Roberto Farias’ Ora Frente Brasil (1982) behoorde tot de beste Braziliaanse films, maar werd vanwege de inhoud (het martelen van politieke gevangenen) verboden door de censuur. India, a filho deo sol (1982) van de eveneens Braziliaanse regisseur Fabio Donato vestigde de aandacht op de positie van de Indianen in dat land.

In Japan bewees Akira Koerosawa met zijn Kagemoesja (1980; bekroond met een Gouden Palm) dat hij nog steeds gerekend mag worden tot de grootmeesters. Zijn landgenoten Sadao Seitoh (There was a war when I was a child), Ken Koemai (Willful murder) en Yoichi Tababayashi (Irezumi — Spirit of tattoo) trokken met deze in 1982 gemaakte films eveneens de aandacht. Merry Christmas, Mr Lawrence (1983) van Nagisa Osjima (waarin David Bowie de hoofdrol speelde) bleek ook in Europa en de VS een succes, evenals Sjokei Imamoera’s Vengeance is mine (1980). Diens film De ballade van Narajama werd in 1983 met de Gouden Palm bekroond.

In India wist na Satyajit Ray (The home and the world, 1982-84) ook de Bengaalse cineast Mrinal Sen wereldfaam te verwerven met zijn realistische drama’s. Hij behaalde in 1983 met Khandhar een Gouden Palm. India heeft een zeer grote filmproduktie, waarin regisseurs als Goutam Ghose, Tapan K.Bose en Adoor Gopalakrishnan een belangrijke rol spelen. Van de daar gemaakte films bereikt echter slechts een zeer klein deel het buitenland.

Ook uit landen die op filmgebied nooit van zich hadden laten horen, kwamen geslaagde werken.

In de jaren zeventig kwam de produktie van Australische films op gang. Tot het eind van dit decennium waren zij echter nog niet winstgevend. In Australië kan men echter (nog) betrekkelijk goedkoop films maken (niet in de laatste plaats dank zij overheidssubsidies), waardoor de concurrentiepositie ten opzichte van andere landen sterk is. Een in 1981 uitgebrachte film Gallipoli van regisseur Peter Wair bleek ook in het buitenland, m.n. de VS, een succes. Regisseurs als George Miller (The man from Snowy River), Igor Auzins (We of the Never Never), Henri Safran (Norman loves Rose) en Paul Cox (Lonely hearts) bewezen met deze in 1982 gemaakte films dat ook op dit continent volop talent aanwezig is. Voor een plezierige verrassing zorgde de Zuidafrikaanse satirische komedie The gods must be crazy (1982) van Jamie Uys, over de invloed van de blanke beschaving op de Bosjesmannen.

LITT. M.Chanau, The dream that kids (1980); D.Menville en R.Reginald, Things to come

(1981); R.Fisher en J.Hembus, Der neue deutsche Film, 1960—80 (1982); G.Perry, Movies from the mansion (1982); J.Park, Learning to dream - the new British cinema (1984); S.Neale, Cinema and technology (1984).