Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Equatoriaal guinee

betekenis & definitie

Republiek in West-Afrika, 28 685 km2, 370 000 inw. Hoofdstad: Malabo.

POLITIEK

Het bewind van de in 1968 tot president gekozen Francisco Macias Nguema kreeg een uitgesproken autoritair karakter. Steeds meer zonderde Nguema zijn land af van de rest van de wereld. Economische gegevens werden na 1968 nog slechts incidenteel openbaar gemaakt. Buitenlandse journalisten werden vrijwel niet toegelaten. Begin 1969 leidden anti-Spaanse incidenten op het vasteland tot de uittocht van vrijwel alle in Equatoriaal Guinee woonachtige Spanjaarden. Op 2.2.1970 werd Equatoriaal Guinee een éénpartijstaat; alle politieke partijen werden gedwongen samen te gaan in de Partido Unico Nacional (PUN), later Partido Unico Nacional de los Trabajadores (PUNT) geheten.

Op 14.7.1972 werd Nguema aangewezen als president voor het leven. Een nieuwe grondwet, in juli 1973 aanvaard door het derde nationaal congres van de PUNT, gaf de president vrijwel onbeperkte bevoegdheden. Tevens verving deze grondwet de in 1968, bij de onafhankelijkheidsverlening, geïntroduceerde federale structuur van het land door het concept van de eenheidsstaat. Het eiland Fernando Póo, met zijn cacaoteelt een belangrijke pijler van de economie, kwam daardoor definitief onder de dominantie van het vasteland. Tegelijkertijd begon een campagne die de Afrikaanse authenticiteit van Equatoriaal Guinee beklemtoonde. Santa Isabel, de hoofdstad van het land, werd daarbij herdoopt tot Malabo, en Fernando Póo werd veranderd in Macias Nguema Biyogo. (In 1979 werd het eiland omgedoopt tot Bioko).

Het terroristisch karakter van Nguema’s bewind werd steeds onverhulder. Het land telde in de jaren zeventig meer dan 1000 politieke gevangenen. Grote aantallen politieke tegenstanders van Nguema werden geëxecuteerd. In 1978 kwam er een verbod op het belijden van het rooms-katholicisme (de religie van 80—90 % van de bevolking). Bovendien werden de laatste buitenlandse priesters verbannen en de Afrikaanse priesters gevangen genomen. De economie van het land werd volledig dienstbaar gemaakt aan de belangen van Nguema c.s.

In 1976 verbraken de VS hun betrekkingen met Equatoriaal Guinee. Spanje, lange tijd de belangrijkste hulpverlener, schortte de betrekkingen in mrt. 1977 op; in okt. 1978 beëindigde het de technische hulp. Equatoriaal Guinee werd daardoor steeds afhankelijker van Cubaanse en Russische hulp.

Een en ander ging gepaard met de ineenstorting van de economie van Equatoriaal Guinee. Het vertrek van de Spanjaarden in 1969 en de terugkeer van de Nigeriaanse gastarbeiders naar hun eigen land na de beëindiging van de burgeroorlog aldaar (1970) hadden de plantage-economie op Fernando Póo al onder zware druk gezet. Nguema had het dreigende tekort aan arbeidskrachten echter kunnen opvangen door een overeenkomst met Nigeria (1972), die voorzag in de komst van 15 000 Nigeriaanse contractarbeiders naar de Equatoriaal-Guineese cacaoplantages. Desondanks liep de cacaoproduktie terug van 38 200 t in 1966—67 tot 12 000 t in 1978. Geconfronteerd met de uiterst slechte, soms onmenselijke omstandigheden waaronder de contractarbeiders hun werk moesten doen, besloot Nigeria begin 1976 vrijwel al zijn onderdanen uit Equatoriaal Guinee te evacueren. Daarop introduceerde Nguema een systeem van dwangarbeid, waarbij ieder district 2000- 2500 arbeiders moest leveren. Onder de druk van deze omstandigheden ontvluchtten steeds meer Equatoriaal-Guinezen hun land; in 1978 verbleef een derde van de bevolking buitenslands.

Op 3.8.1979 werd het bewind van Nguema tenslotte omvergeworpen, toen Nguema’s neef, luitenant-kolonel Teodoro Obiang Nguema Mbasogo, hoofd van de nationale garde, de macht greep. Nguema werd op 29.9.1979 gefusilleerd.

Hoewel de nieuwe machthebbers uit Nguema’s directe omgeving afkomstig waren, hervatte Spanje onmiddellijk na de staatsgreep zijn economische hulp aan het land. Het zegde een krediet van $ 23 mln. toe en zond 500 ontwikkelingswerkers. De buitenlandse hulp kon de binnenlandse onrust echter niet wegnemen. Vooral in militaire kringen groeide de ontevredenheid, enerzijds door pogingen van Nguema Mbasogo om de rol van de militairen in de regering te verkleinen, anderzijds door de groeiende invloed van de 400 Marokkaanse militairen die dienst deden als presidentiële lijfwacht. In april 1981 werd melding gemaakt van een complot tegen Nguema Mbasogo. Nguema Mbasogo, die interne spanningen had geriskeerd door het visserijverdrag met de USSR op te zeggen, werd in aug. 1982 voor een nieuwe ambtsperiode van zeven jaar herkozen. Daarop stelde hij een nieuwe grondwet voor, die door 95 % van de stemgerechtigden werd aanvaard (sept. 1982).

Nadat de (sinds aug. 1979 verboden) oppositiepartij Reunión Democratica para la Liberación de Guinea Ecuatorial in Parijs een voorlopige regering in ballingschap had gevormd (mrt. 1983) en een poging tot verzoening met Nguema Mbasogo was mislukt, was er in mei 1983 opnieuw sprake van een poging tot een staatsgreep. De samenzweerders zouden, in het licht van de rampzalige economische toestand, hebben gestreefd naar een overeenkomst met de oppositie. Ook deze poging werd echter verijdeld.