Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Cockerill-sambre

betekenis & definitie

Belg. staalconcern dat op 26.6.1981 ontstond door de fusie van het Luikse staalbedrijf Cockerill en de zgn. Driehoek van Charleroi, die de staalbedrijven Hainaut-Sambre, Thy-Marcinelle-Monceau en Laminoirs du Ruau omvatte.

Een maand tevoren, op 16 mei, had de regering-Eyskens een tweede staalplan uitgewerkt, dat in 20 punten o.a. de investeringen, de financiële herstructurering en de sociale programmatie bij Cockerill-Sambre regelde. De fusie tussen beide staalbekkens was een middel om alle afdelingen leefbaar te houden. Wegens de wereldcrisis in het staal kampte men er met grote verliezen, een verminderende produktie, kapitaalverlies en afvloeiing van arbeiders. Bij de versmelting werden de vroegere akkoorden met Hanzinelle (5.12.1978) geëerbiedigd (o.a. samenwerking van de staalas Saar-Luxemburg-Cockerill-Charleroi-Gent).In de nieuwe maatschappij, die vier staalfabrieken en drie breedband walserijen telt, bezit de staat 81,44 % van de aandelen. De maatschappij bleef echter na de fusieoperatie verlies lijden en de Belg. banken weigerden nog krediet te verstrekken wegens het uitblijven van een staatswaarborg voor vroegere schulden (BF 30 mrd.). De onderhandelingen tussen regering en banken liepen vast, wat leidde tot een boycot van de regeringsactiviteiten door de Waalse socialisten en de val van het kabinet-Eyskens (21.9.1981). Het nieuwe kabinet-Martens nam de staalakkoorden over en hervatte de besprekingen met alle betrokkenen. Op dat moment bedroeg de cash drain (verlies vóór afschrijvingen) BF 17 mrd. De regering koppelde haar steun aan bepaalde voorwaarden, nl. vermindering van de produktie (dit was ook een eis van de EG), afvloeiing van arbeiders en loonmatiging.

Zo diende de produktie te worden verlaagd van 13,5 tot 8,5 mln. t staal per jaar. Omdat een mogelijke oplossing geen stap dichterbij kwam, groeide in Wallonië de sociale onrust. De Parti Socialiste bleef waarborgen eisen voor het voortbestaan van de maatschappij, maar een sociaal pact kwam er niet. Van Vlaamse zijde ontstond eveneens wrevel. Alle Vlaamse politieke partijen verzetten zich tegen het ‘storten van Vlaams geld in die bodemloze put’. Op 16.3.1983 vonden tijdens een betoging van Waalse staalarbeiders te Brussel ongeregeldheden plaats.

Het plan van de nieuwe directeur-generaal Vandestrick om Cockerill-Sambre in 1985 weer rendabel te maken door toekenning van een overbruggingskrediet van BF 4,4 mrd. en door sluiting en reorganisatie van enkele afdelingen, mislukte. Daardoor rees opnieuw verzet in Wallonië, dat dreigde met een boycot van de staal- en steenkolenholdings in Vlaanderen. Daarop werd in 1982 de Franse expert Gandois aangezocht nieuwe reorganisatieplannen uit te werken. Op 13.5.1983 maakte Gandois zijn rapport openbaar. Daarin werd een vernietigend oordeel geveld over het beleid van het bedrijf. Bovendien werd een aantal indringende maatregelen voorgesteld om het bedrijf tegen 1986 opnieuw leefbaar te maken, o.a. de sluiting van twee van de vier staalfabrieken, nl. die van Montignies in Charleroi en die van Seraing.

In het eerste halfjaar van 1984 maakte het bedrijf weer een bruto-exploitatiewinst van BF 376 mln. (tegen een exploitatieverlies van 1967 mln. over dezelfde periode in 1983). De verbetering is mede te danken aan de prijsstijging op de markt, aan het feit dat Cockerill-Sambre nu zelf zijn produkten verkoopt, in plaats van via de handelsmaatschappij Frère-Bourgeois, en aan de verbetering van de rendementen. Daarnaast heeft de overheid in het kader van de operatie-Gandois voor de derde maal een schuld van BF 50 mrd. kwijtgescholden door vorderingen om te zetten in aandelen.