Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Cambodja

betekenis & definitie

(sinds 1.1.1976: Kampuchea Prachea Thipatay), volksrepubliek in Zuidoost-Azië aan de golf van Thailand; 181035 km2, 6,83 mln. inw. Hoofdstad: Phnom Penh.

ECONOMIE

Door het radicale bewind van Pol Pot (1975—79) werd de economische structuur van Cambodja vrijwel geheel vernietigd. Toen de Rode Khmer in 1979 werden verdreven, stond de nieuwe machthebbers, die gesteund werden door Vietnam en de USSR, een immense taak te wachten. In de eerste plaats werd ernaar gestreefd het land, dat eertijds rijst exporteerde, weer in zijn eigen voedselbehoeften te laten vorzien. De Food and Agriculture Organization (FAO) schatte dat de rijstoogst, die in 1979 tot 850 000 t was gedaald, in 1980 weer tot 1 mln. t was gestegen. Het met rijst bebouwde areaal steeg in dezelfde periode van 853 000 tot 1,2 mln. ha. Dit was echter onvoldoende om aan de voedselbehoeften te voldoen.

Hongersnood kon worden vermeden door internationale hulpverlening, hoewel een groot deel van de door de westerse landen geleverde hulp via Thailand bij de Rode Khmer terechtkwam. De rijstproduktie had in 1981 zwaar te lijden van de moesson, zodat de gestelde produktiequota niet konden worden bereikt. In 1982 waren de omstandigheden gunstiger, zodat men een stap dichter bij de zelfvoorziening kwam. Ook de veestapel, die volgens schattingen van de FAO in 1979 1,6 mln. stuks bedroeg, groeide in 1981 tot meer dan 2 mln. stuks.

Niet alleen de agrarische sector, waarin ca. 75 % van de beroepsbevolking werkzaam is, maar ook de industrie werd weer op gang gebracht. In 1980 werd de geldeconomie, die door de Rode Khmer was afgeschaft, weer ingesteld.

De nieuwe machthebbers zorgden ook voor een herstel van het sociale leven. De ontvolkte scholen werden weer opengesteld en in 1981 kregen weer ca. 1,5 mln. scholieren onderwijs. Ook de zeven grootste ziekenhuizen werden, ondanks het feit dat de Rode Khmer de intellectuele bovenlaag bijna geheel had uitgeroeid, in 1981 opnieuw in gebruik genomen.

POLITIEK

In mei 1981 werden verkiezingen voor een Nationale Vergadering gehouden. Die keurde in juni 1981 een nieuwe grondwet goed waardoor partijleider Pen Sovan premier werd en Heng Samrin staatshoofd. In diezelfde maand kwam het congres van de regerende Cambodjaanse Revolutionaire Volkspartij bijeen. Er deden zich daar spanningen voor tussen een radicale vleugel, onder leiding van Pen Sovan, en een gematigde fractie geleid door Heng Samrin. Pen Sovan, algemeen secretaris van de partij, moest het onderspit delven; in dec. 1981 nam hij ontslag als premier. In jan. 1982 werd Tsjan Si tot regeringsleider benoemd.

De bezetting van Cambodja door Vietnam werd internationaal afgekeurd door de VS, China en de ASEAN-landen, hoewel de laatste verdeeld waren over de houding die tegenover Vietnam moest worden aangenomen; o.a. Singapore was voorstander van een harde lijn; Indonesië daarentegen van een gematigde. In de VN bleef de zetel van Cambodja bezet door de vertegenwoordiger van de Rode Khmer.

Binnen de gelederen van de Rode Khmer werd Pol Pot wegens zijn bloedig verleden naar de achtergrond geschoven en werd Khieu Samphan op de voorgrond geplaatst. Na zeer langdurige onderhandelingen, die in 1980 begonnen waren om het verzet tegen de Vietnamezen te bundelen, kwam onder druk van de ASEAN-landen in juni 1982 een regering in ballingschap tot stand: oud-premier Son Sann van het Khmer Volksbevrijdingsfront (KPNLF) werd premier, het voormalige staatshoofd prins Norodom Sihanuk werd president en Khieu Samphan vice-president.

Westerse landen, de ASEAN-leden en China drongen voortdurend aan op een terugtrekking van de Vietnamese troepen, maar de Vietnamezen waren daartoe niet bereid zolang het land door de Rode Khmer werd bedreigd. Die bedreiging duurt naar hun mening voort zolang de Rode Khmer diplomatiek en militair door de buitenwereld wordt gesteund. Sinds de Vietnamezen in 1979 de Rode Khmer hadden verdreven uit Phnom Penh, voerden Zij immers zonder veel succes strijd tegen de guerrillatroepen. In 1984 wisten de Vietnamese troepen evenwel grote successen te boeken, m.n. tegen het KPNLF. Waarnemers zagen in dit offensief tegen Son Sann een poging van Vietnam om de Rode Khmer te isoleren en daarmee de positie van de Cambodjaanse oppositie in de internationale politiek te ondermijnen. Aan het eind van dat jaar wist het Vietnamese leger het kamp Nong Tsjan van het KPNLF te veroveren en in jan. 1985 viel ook Ampil, het belangrijke hoofdkwartier.

LITT. L.Maillard, L’utopie meurtrière. Un rescapé du génocide cambodgien témoigne (1980); M.Vickery, Cambodia (1984); K.Kiljunen (red.), Kampuchea, decade of genocide (1984).