Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Woestijn

betekenis & definitie

Woestijn - in planten-geographischen zin, een landstreek, waar de omstandigheden van klimaat en bodem voor den plantengroei zóó ongunstig zijn, dat de strijd om het bestaan tusschen de planten wegvalt, en de bodem dus alleen begroeid is met enkele, zeer verspreide planten, waartusschen grootere of kleinere plekken onbegroeiden bodem zichtbaar zijn. De grootste woestijngebieden bevinden zich in de nabijheid der keerkringen, die zij naar de aequatorzijde maar weinig, naar de poolzijde echter veel meer overschrijden. Het grootste gebied strekt zich uit van de Atlantische kust van Afrika tusschen 20° en 30° N.B. dwars over het continent over Arabië, Z.-Perzië, Baloedsjistan naar den N.W.-hoek van Vóór-Indië. In grootte volgt daarop een groot deel van Centraal-Azië van de Kaspische Zee tot aan de gebergten, die Mongolië van Mandsjoerije scheiden.

N.-Amerika bezit een kleiner gebied tusschen 30° en 40° N.B. en 120° en 112° W.L. (Utah, Nevada, een deel van Arizona en Z.-Californië). De grootste w. in het Zuidelijk halfrond ligt in CentraalAustralië. Verder komen kleinere woestijnen voor in Z.W.-Afrika, de smalle kuststrook van Z.-Amerika van 5° Z.B.—30° Z.B., WestArgentinië en Oostelijk Patagonië. Men zou echter deelen van de arctische en antarctische gebieden en van de hooggebergten met evenveel recht tot de woestijnen kunnen rekenen. De regenhoeveelheid is in al die gebieden gering, nooit meer dan 30 c.M. per jaar, doch meest veel geringer. In vele van de bekende woestijngebieden blijft zij beneden 10 c.M. per jaar. Van belang is daarbij nog de zeer onregelmatige verdeeling van den neerslag, n.l. slechts gedurende een zeer korte periode ; verder is het jaar absoluut droog. Daarbij voegt zich als klimatische omstandigheid meest nog groote hitte en zeer droge lucht.

De bodemomstandigheden zijn natuurlijk zeer verschillend; in het algemeen is de bodem rijk aan minerale bestanddeelen en zouten, omdat door het gebrek aan neerslag geen uitloging der gesteenten plaats heeft. De woestijnplanten zijn ten deele éénjarige planten, die bij ’t begin van den regentijd gaan kiemen en aan het einde van den regentijd rijpe zaden hebben en direct daarop te gronde gaan, ten deele meerjarige planten, die onderaardsche deelen hebben, die in den regentijd uitloopen tot bovenaardsche bloeiende spruiten, welke echter in de droge periode weer afsterven. De meeste woestijnplanten zijn echter houtige planten, die de droogte zeer goed kunnen weerstaan. Ze hebben meest een enorm langen penwortel, waardoor zij meer-Waterhoudende lagen bereiken. Verder is hun verdampend oppervlak meest zeer gering.

Hun bladeren zijn klein, met was of haren bedekt, vaak opgerold, soms zelfs geheel afwezig, of alleen in den regentijd aanwezig ; soms zijn bladeren en stengels succulent (b.v. fig. 6 van de plaat Woestijnplanten). Vele woestijnplanten zijn doornig, andere zijn bezet met blaasharen. Tusschen steppeplanten en woestijnplanten bestaan natuurlijk geen scherpe verschillen. Men zie verder het artikel SAHARA en de beschrijvingen van de op plaat Woestijnplanten afgebeelde soorten.