Wettelijk erfdeel of legitieme portie - noemt men het deel eener nalatenschap, dat aan de bloedverwanten in de rechte linie en na wet worden van een thans aanhangig wetsvoorstel ook aan de(n) overlevende(n) echtgenoot door den erflater niet mag worden onthouden, noch door er bij gifte onder de levenden, of bij uitersten wil over te beschikken. Het is geregeld in de artt. 960—976 B. W. In de nederdalende linie bestaat het w. e., indien de erflater slechts één wettig kind nalaat, thans in de helft van hetgeen het kind bij versterf zou erven. Indien er 2 kinderen overblijven bedraagt het twee derden en indien er meer kinderen overblijven drie vierden van het erfdeel dier kinderen bij versterf.
Als kinderen gelden ook afstammelingen van verderen graad, echter alleen als plaatsvervangers van het kind, dat zij vertegenwoordigen (art. 961 B. W.). In de opgaande lijn bedraagt het w. e. steeds de helft van het erfdeel bij versterf (art. 962 B. W.). Hetzelfde geldt van het w. e. van een natuurlijk, doch wettelijk erkend kind (art. 963 B. W.). — De wet geeft verder regelen, hoe op beschikkingen, waardoor aan eenig w. e. is tekort gedaan, moet worden teruggekomen. Is door een vruchtgebruik of een lijfrente inbreuk op het w. e. gemaakt, dan hebben de benadeelde erfgenamen de keus deze in stand te laten of hetgeen hun boven het w. e. is vermaakt in plaats daarvan af te staan (art. 965 B. W.).