Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Werkloosheidsverzekering

betekenis & definitie

Werkloosheidsverzekering - Deze is hier te lande evenals elders vooral ter hand genomen door de vakvereenigingen ten behoeve harer leden. Zij verzekert dezen ingeval van werkloosheid veelal gedurende een bepaald aantal weken een uitkeering, welke in den regel bij het loon ten achter blijft. Zij dekt dus niet de geheele uit werkloosheid voortvloeiende schade, waartegen met het oog op de veel voorkomende arbeidsschuwheid dan ook overwegende bezwaren bestaan. De kans op het voorwenden, dat men geen werk kan vinden, blijft steeds de grootste moeilijkheid bij dezen tak van verzekering.

Door het nauwe verband, waarin de vakvereenigingen veelal tot haar leden staan, zijn deze nog het meest tot de w.v. geëigend. Pogingen om de w.v. buiten de vakvereenigingen om in te voeren, hebben, weder door de moeilijkheid van controle, nimmer veel succes gehad. Waar de overheid de w.v. heeft willen bevorderen, heeft zij veelal, naar het voorbeeld der stad Gent, bijslag verleend op de door de vakvereenigingen gedane uitkeeringen. Zoo ook hier te lande, waar Amsterdam en Utrecht in 1907 voorgingen met het stichten van werkloosheidsfondsen, waaruit de bijslagen konden worden geput. In 1914 was het aantal van dergelijke fondsen tot 32 gestegen. — De zorgwekkende werkloosheid, welke het uitbreken van den wereldoorlog in het leven riep, bedreigde echter vrijwel alle werkloozenkassen der vakvereenigingen in haar bestaan, waarom de regeering besloot op onbekrompen wijze steun te verleenen.

Deze steun, welke het belang der vakvereenigingen bij haar kassen zeer deed afnemen, werkte echter op den duur verslappend op het toezicht van de zijde der besturen. Daarom werden bij K.B. van 2 Dec. 1916, Stb. 522, laatstel. gew. 23 Dec. 1922, Stb. 733, algemeene regelen voor het verleenen van subsidiën ten behoeve van werkloozenkassen vastgesteld (Werkloozenbesluit 1917), waarbij aan de regeering groote invloed op inrichting en beheer der gesteunde kassen wordt gegeven; indien de betrokken minister het verlangt moeten de reglementen met diens wenschen in overeenstemming worden gebracht. Bij dit Werkloozenbesluit werd het Gentsche stelsel verlaten voor het z.g. Deensche, dat bijslag geeft niet op de uitkeeringen, maar op de contributiën der leden. Als regel bedraagt deze bijslag ten hoogste 100 %, welke voor de helft door het rijk, voor de andere helft door de gemeente, waar de leden woonplaats hebben, worden gedragen. Is deze gemeente daartoe niet bereid, dan blijft de bijslag achterwege. — Krachtens een wijzigingsbesluit van 4 Aug. 1919, Stb. 533, kan de bijslag op een hooger percentage worden gesteld indien:

a. buitengewone omstandigheden van tijdelijken aard dit noodig maken ;
b. de vereeniging niet in staat is de bijdragen zoo hoog op te voeren als noodig zou zijn om uitkeeringen te verstrekken over een termijn van terminste 90 dagen per jaar tot een zoodanig bedrag, dat daaruit het noodzakelijke levensonderhoud der werklooze leden kan worden bekostigd.

Krachtens de (sinds Juni 1920 niet meer toegepaste) Werkloosheidsverzekeringsnoodwet van 31 Oct. 1919, Stb. 620 (kr. K. B. van denzelfden datum in werking getreden 3 Nov. 1919), kan van rijkswege tijdelijk nog verdere geldelijke steun worden verleend om in staat te stellen:

a. bijslagen te verstrekken, indien en voor zoo lang de uitkeeringen niet voldoende zijn om daaruit het noodzakelijk levensonderhoud te bekostigen;
b. de uitkeeringen geheel of gedeeltelijk voort te zetten na het verstrijken van den termijn, gedurende welken de leden recht op uitkeering konden doen gelden, indien buitengewone omstandigheden een grootere en langere werkloosheid veroorzaken dan waarop bij de goedkeuring van het reglement te rekenen viel.

Naast de werkloosheidsverzekering en afgescheiden van de gewone armenzorg wordt ten onzent thans tijdelijk door de gemeenten met rijkssubsidie nog geldelijke steun verleend :

1. aan zgn. uitgetrokkenen, d. z. zij, die wegens overschrijding van het maximumaantal dagen geen uitkeering uit hun werkloozenkas meer ontvangen;
2. aan dubbeluitgetrokkenen, d. z. zij, die tevens gedurende het maximum-aantal dagen steun kr. een steunregeling hebben genoten;
3. aan hen, die kr. het reglement, op uitkeering uit een werkloozenkas nog geen recht hebben;
4. aan nietleden van werkloozenkassen.

< >