Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Voltaire

betekenis & definitie

Voltaire - (François Arouet, die den naam aanneemt van), één der ijverigste verbreiders van nieuwe denkbeelden in de 18de eeuw, werd in 1694 te Parijs geboren en overleed er in 1778. Zijn leven en werkzaamheid zijn in drie perioden te onderscheiden: 1694 tot 1750, datum van zijn vertrek naar Berlijn; 1750 tot 1762, waarop hij waarlijk de voorlichter van Europa werd in de verbreiding der ideeën der Encyclopedisten; 1762 tot den dood, waarin hij bijna onbestreden de Fransche cultuur vertegenwoordigt. — V. werd geboren uit een Parijsche burgerfamilie; de vader was notaris; hij werd bij de Jezuïeten in ’t college de Clermont opgevoed en verkeerde vroeg in de hoogere kringen, speciaal in het gezelschap der Vendôme, waar hij galanterie, ongeloof en lage genotzucht leerde. Zijn satirische geest maakt, dat hij naar Holland moet vertrekken (1713), weer verbannen wordt (1716), in de Bastille wordt gezet (1717, ditmaal ten onrechte waarschijnlijk). In 1718 schrijft hij zijn eerste treurspel Oedipe (1718), dat hem nuttige relaties bezorgt, die hem lust geven om diplomaat te worden.

Hij geeft in 1723 zijn episch gedicht la Henriade, in 1724 zijn tragedie Marianne. Een twist met den ridder de Rohan maakt, dat hij weer in de Bastille komt; daarop wijkt hij naar Engeland uit, dat hem een openbaring is: vrijheid van godsdienst, constitutioneele monarchie, gelijkheid van standen, andere kunstidealen. Hij begint zijn Histoire de Charles XII (1731) en zijn Lettres philosophiques (1734); deze hebben een grooten invloed om hun opmerkingen over verdraagzaamheid, wijsbegeerte, politiek en letteren; ze worden dan ook veroordeeld (Juni 1734). Hij gaat nu met Mme du Châtelet in Cirey wonen en wordt door haar in de philosophie van Newton ingewijd. In 1732 had hij zijn treurspel Zaïre, verdediging der verdraagzaamheid, geschreven; dan komen de tragedie Alzire (1736), het gedicht Le Mondain (1736), waarin hij zich een voorstander verklaart van het begrip van vooruitgang, een comedie L’Enfant prodigue (1736), onderzoekingen over Newton en Les Discours sur l'homme (1738), twee tragedies Mahomet (1742) en Mérope (1743); al dit werk en zijn liefde voor Mme du Châtelet beletten hem niet, door bemiddeling van Mme de Pompadour, het hof te naderen en koninklijk geschiedschrijver te worden; hij vleit het koningshuis in Le Temple de la Gloire (1745), wordt „gentilhomme ordinaire du roi” en lid van de Académie, maar hij slaagt niet in zijn geheime zendingen en zijn intriges; hij wordt daarbij steeds door Mme de Pompadour beschermd. Na een verblijf aan het hof van Lotharingen tot den dood van Mme du Châtelet (1749), bezwijkt hij voor het aanbod van Frederik II en vertrekt naar Berlijn, waar hij den 10den Juli 1750 aankomt. Hij blijft drie jaar in Pruisen en maakt zich onmogelijk door zijn veeleischendheid, zijn jaloezie en zijn speculaties; zijn ijdelheid is gestreeld door zijn titel van kamerheer van den koning van Pruisen. Hij keert over Frankfort, Staatsburg, Lyon en Genève naar Frankrijk terug.

In dezen tijd heeft hij zijn groot historisch werk ondernomen: Le Siècle de Louis XIV (1751), het Essai sur les Mœurs (1756), de definitieve uitgave van Charles XII (1756-57); in deze werken is hij een grondlegger der philosophische geschiedbeschrijving. Hij gaat dan in Les Délices te Ferney bij Genève wonen, waar hij zich veilig voelt voor alle vervolgingen (1755) en waar hij een soort van vorst van de Europeesche vrije gedachten wordt. Hij schrijft dan de philosophische gedichten la Loi naturelle en le Désastre de Lisbonne (1756), die hem in een strijd met Rousseau wikkelen, waarvan de roman Candide (1759) nog een uitvloeisel is; hij schrijft de tragedie Tancrède (1760), het melodrama l’Ecossaise (1760) en reeksen pamfletten, waarbij l’Extrait des sentiments de Jean Meslier (1762) op den voorgrond treedt. De hevige aanvallen tegen de kerk vinden voedsel in de processen tegen Calas en Sirven, slachtoffers van onverdraagzaamheid, evenals de chevalier de la Barre en Lally en Montbally het waren van verkeerde rechtspraak. Hij is dan een soort geweten voor Frankrijk tegenover de wereld.

Hij publiceert nog philosophische verhalen (b.v. Jeannot et Colin, 1764), tragedies b.v. Olympie (1762), een Philosophie de l’histoire (1765), zijn Dictionnaire philosophique (1765), zijn Questions sur l'Encyclopédie (1770-72), zijn Remarques sur les Pensées de Pascal (1777). Het succes van Irène (16 Maart 1778), waarbij hij een soort apotheose doorleeft, is de laatste vreugde zijns levens van werken en genieten; door emotie en overspanning sterft hij te Parijs. Zijn werkzaamheid op elk gebied van denken en van weten grenst aan ’t ongelooflijke. Twee of drie denkbeelden treden op den voorgrond: er is slechts vooruitgang mogelijk, indien men de maatschappij behoudt, zooals zij is, en laat evolueeren; men moet het onverstand in de maatschappij bestrijden, ook in den vorm van den godsdienst, die slechts nuttig is als een sociale kracht van terughouding; voor zich zelven is hij een verstands-epicurist, die alle denkbeelden van zijn tijd heeft doorproefd, veel er van tot gemeengoed gemaakt door zijn helderheid, zijn geestigheid, soms zijn oppervlakkigheid. — Zijn werken zijn het best toegankelijk in de Œuvres complètes editie Beuchot (70 dln., 1828 v.v.) en L. Moland (50 dln., 1877-82); deze laatste bevat ook de ontzettend uitgebreide correspondentie, die thans door Fr. Caussy opnieuw wordt uitgegeven en die steeds wordt verrijkt. — Over hem: D. F. Strauss, Voltaire; J. Morley, V. (Londen 1874); E. Champion, V. (1892) en vóór alles het buitengewoon mooie, diepe, eenvoudige monographietje door G. Lanson, V. (1906).

< >