Vaderschap - Op beide ouders rust de plicht hun wettige en natuurlijke en wettelijk erkende kinderen te onderhouden (artt. 353, 376 en 383 B. W.). Voor den man worden in het algemeen als wettig aangemerkt de kinderen, staande huwelijk geboren (art. 305 B. W.). Een niet erkend natuurlijk kind kan als regel niet in rechte doen vaststellen, dat iemand zijn vader is (art. 342 B. W.). Echter is sinds de wet van 16 November 1909, Stb. 363, de vader van een natuurlijk kind, dat niet door hem erkend is, verplicht, door een uitkeering in het onderhoud en de opvoeding van het kind gedurende de minderjarigheid te voorzien. Vader wordt vermoed te zijn degene, die met de moeder gemeenschap heeft gehad tusschen den 301sten en den 179sten dag, voorafgaande aan dien der geboorte van het kind. De rechtsvordering tot voorziening in onderhoud en opvoeding wordt afgewezen, indien de verweerder bewijst, dat de moeder, binnen genoemden termijn, met een of meer anderen gemeenschap heeft gehad, tenzij uit deze gemeenschap het kind onmogelijk kan zijn ontvangen of, in het algemeen, indien de rechter in gemoede overtuigd is, dat de verweerder niet is de vader van het kind (art. 344a B. W.). Hij, die ingevolge dit art. tot uitkeering verplicht is, moet tevens aan de moeder vergoeden de kosten van haar bevalling en van haar onderhoud gedurende de eerste 6 weken na haar bevalling (art. 344f B. W.). Zoowel moeder als kind moeten, bij bedoelde vorderingen worden vertegenwoordigd door een door den kantonrechter te benoemen, bijzonderen vertegenwoordiger (art. 344h en i B. W.). Zie verder de wet (artt. 344a—q B. W.).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk