Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Urine

betekenis & definitie

Urine - Pis, Urina Lotium, de uitscheiding van de nieren; zij bestaat uit water, eindproducten der eiwit-omzetting en minerale zouten. Urineafscheiding heeft plaats bij alle dieren. De u. van den gezonden mensch is een klare, heldertot donkergele vloeistof, meestal met een zure (soms ook neutrale of alkalische) reactie; soortelijk gewicht 1,017—1,020 ; hoeveelheid, dagelijks geloosd, gemiddeld 1½ liter; 96 % water, 4 % droge zelfstandigheden. Deze laatste bestaan uit stofwisselingsproducten ; urinezuur 36 gram, kreatinine 1 gr., hippuurzuur. 0.7 gr., xanthinebasen 0.6 gr. per dag, ammoniakzouten en een deel der zwavelzure en phosphorzure zouten der alkaliën, der kalk en der magnesia, keukenzout (10 gr.) en andere zouten, welke boven behoefte zijn opgenomen ; verder uit zeer geringe hoeveelheden van stoffen, welke zich in de darmen vormen bij de ontbinding van eiwit, echter voor het lichaam van geen nut zijn en daarom door de nieren weer worden uitgescheiden, na in de lever te zijn omgezet in etherzwavelzuren (phenol-, paracresol-, indoxylen scatoxylzwavelzuur); voorts uit aromatische oxyzuren (oxyphenylazijnzuur, oxyphenylpropionzuur, enz.), eindelijk uit urinekleurstoffen, van welke de urobiline, door haar betrekking tot de biluribine het best onderzocht is kunnen worden.

Daarenboven bevat de u. gasvormig koolzuur, een weinig zuurstof en stikstof. U. van zieken bevat veelal nog stoffen, die als medicament in het lichaam zijn gekomen en, in meerdere of mindere mate veranderd, met de u. weer worden afgevoerd. Phenol kleurt de u. zwartachtig groen, antipyrine geel tot bloedrood; ook kinapreparaten, morphine, strychnine en vele minerale vergiften (arsenicum, antimoon, koper- en kwikzouten) kunnen door de u. worden meegevoerd. Blijft de u. eenigen tijd staan, dan gaat zij, onder de inwerking van micro-organismen (Micrococcus en Bacterium ureae), over tot ontleding, wordt dan kwalijk riekend en troebel, terwijl de reactie alkalisch wordt; tevens gaat de urinestof (ureum) over in ammoniumcarbonaat (alkalische urinegisting). Een dusdanige verandering kan de u. bij blaaskatarrh reeds binnen in de waterblaas ondergaan. De u.afscheiding heeft plaats in de nieren; deze ontnemen aan het bloed de stoffen waaruit de u. bestaat en vereenigen die stoffen tot een nieuwe vloeistof, de u. Het eigenlijk proces der u.-afscheiding is nog niet ten volle bekend. Uit de nieren (nierbekken) komt de urine door de peristaltische beweging der van een gladde musculatuur voorziene urineleiders in de waterblaas. Heeft zich in de blaas een zekere hoeveelheid u. verzameld, dan treedt, wijl de druk op de wanden der blaas een prikkel op de sensibele zenuwen der blaas doet ontstaan, de drang in tot loozing (urineloozing, wateren); door de reflexwerking van bedoelden prikkel trekken de van een gladde musculatuur voorziene wanden der blaas zich samen, hetgeen weer, eveneens door reflexwerking, de sluitspier van de blaas verslappen doet, waardoor de blaas zich daar ter plaatse opent en haar inhoud uitstort in de urinebuis, welke bij den man door de penis heenloopt en zoo naar buiten voert, terwijl zij bij de vrouw uitmondt tusschen clitoris en kleine schaamlippen, nabij den ingang der vagina.

De urineloozing staat tot op zekere hoogte onder den invloed van den wil; inz. kan de verslapping van de sluitspier der blaas willekeurig voorkomen worden, terwijl, door persing in de buikstreek, de u. in de blaas onder hoogeren druk gebracht en de aandrang tot wateren ten allen tijde opgewekt kan worden; eindelijk is het mogelijk, hoewel met grootere inspanning, de urineloozing willekeurig te onderbreken. Afscheiding van u. heeft doorloopend plaats; de hoeveelheid is daarbij afhankelijk van het gehalte des bloeds aan urinevormonde zelfstandigheden, van het drinken, en van de hoeveelheid bloed, die door de nieren stroomt. Belemmering van toevoer van bloed aan de nieren houdt de u.-afscheiding tegen. Anderzijds zijn er u.-drijvende middelen (diuretica), die, onafhankelijk van de opgesomde omstandigheden, de u.-afscheiding doen toenemen. Bij ziekten kan de u. allerlei veranderingen ondergaan. Aan abnormale bestanddeelen kan zij bevatten suiker, eiwit, bloedkleurstof, galkleurstof, galzuren, roode bloedbolletjes, etterlichaampjes, epitheliumcellen der nieren en u.-wegen, z.g. niercylinders. micro-organismen. Het klinische u.-onderzoek is daarom een belangrijk hulpmiddel voor ’t constateeren van ziekten.

Dit onderzoek strekt zich ten eerste uit over de hoeveelheid, die gedurende een zekeren tijd geloosd wordt; deze is grooter dan gewoonlijk bij schrompelnier en bij suikerziekte of pisvloed, minder bij koorts en nierontsteking, wier gevaarlijkste gevolgen het geheel uitblijven van het wateren (anurie) en de daardoor veroorzaakte bloedvergiftiging met u. (uraemie) zijn. Verder houdt bedoeld onderzoek zich o. a. bezig met het soortelijk gewicht, den aard der bezinksels, de reactie, welke bij katarrh der blaas sterk alkalisch is, alsook met de kleur der u., die bij koorts donkergeel, bij polyurie (pisvloed) heldergeel, bij haemoglobinurie rood of bruin, bij geelzucht bruinachtig groen met geel schuim, bij carbolvergiftiging zwartachtig groen zijn kan. Uit deze bijzondere kleuren kan echter nimmer zonder meer het bestaan eener ziekte worden afgeleid; daartoe is noodig een scheikundig onderzoek, hetwelk uitmaakt, of de stoffen, die men in de u. veronderstelt, daarin werkelijk aanwezig zijn, soms bovendien een microscopisch onderzoek. Ziekten te constateeren uitsluitend uit het aspect der u., zooals in vroeger eeuwen wel geschiedde, heeft natuurlijk geen wetenschappelijke waarde. Er zijn ook talrijke dieren, waar de urine niet vloeibaar, maar brijvormig is. Dit is het geval bij alle dieren, waar de hoofdstof niet ureum, maar urinezuur is of urinezure zouten (vogels, reptiliën, vele lagere dieren, zooals slakken, insecten; ook andere stikstofhoudende afscheidingsstoffen komen voor).