Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Thomas van aquino

betekenis & definitie

Thomas van aquino - (Aquinas), Heilige, doctor angelicus, de meest beroemde scholasticus, geboren omstr. 1225 bij Aquinum in het Napolitaansche, trad in 1243 in de orde der Dominicanen, doceerde 1252—60 te Parijs, daarna te Rome, Viterbo (?) en 1269—71 wederom te Parijs. Hij stierf in 1274 te Fossanuova, op weg naar het 2de algemeen concilie van Lyon, waartoe hij door den Paus was uitgenoodigd. In 1323 werd hij heilig verklaard. Feestdag 7 Maart.

T. stelde zich tot levensdoel de wetenschappelijke uiteenzetting en verdediging van het R.-K. geloof. Gelijk Augustinus het filosofisch systeem van Plato had dienstbaar gemaakt aan de verklaring en de verdediging der R.-K. kerkleer, zoo deed ook de geniale T. met de filosofie van Aristoteles. Weliswaar vond hij daarbij heftigen tegenstand bij zijn eigen geleerde tijd- en geloofsgenooten, vooral om zijn leer omtrent de menschelijke kennis (omnis cognitio a sensu) en het wezen der lichamen (materia et forma), doch ten slotte kreeg toch T. de overhand, zóó zelfs, dat de Aristotelische filosofie de basis werd der geheele Middeleeuwsche scholastiek. Op dezen grondslag der Aristotelische filosofie trad T. op tegen de pantheïstische en scepticistische leeringen van David van Dinant en Almaric van Bene, en vooral tegen de Arabische filosofie, welker rationalistische stellingen in Spanje en Z.-Frankrijk meer en meer veld wonnen. Wel steunden ook de Arabische filosofen op Aristoteles, doch zij gebruikten een valsche overzetting van diens Grieksche werken. Daarom liet T. door zijn Vlaamschen ordebroeder Willem van Moerbeke een Latijnsche vertaling van den oorspronkelijken tekst van Aristoteles vervaardigen. T.’s eerste hoofdwerk was de Summa contra Gentiles, welke een fundamenteele weerlegging bevat der Arabische filosofie. Zijn tweede hoofdwerk is de Summa theologica, een streng wetenschappelijke uiteenzetting en verdediging der geheele Kath. geloofsleer.

Dit werk is het hoogtepunt van de theologische litteratuur in de Middeleeuwen. Ook schreef T. uitgebreide commentaren op de Libri IV Sententiarum van Petrus Lombardus, en eindelijk staan nog zeer vele Opuscula op zijn naam, die echter niet alle authentiek zijn. De sedert 1882 verschijnende uitgave van T.'s werken, op last van paus Leo XIII bezorgd door de Paters Dominicanen, zal omtrent dit laatste punt definitief bescheid geven. T.’s volgelingen worden genoemd Thomisten, tegenover welke stonden de Scotisten, volgelingen van Joannes Duns Scotus. Op filosofisch gebied hielden de Thomisten het realismus, de Scotisten het formalismus, waaruit als consequentie volgde hun verschil in opvatting omtrent het principium individuationis, het primaat van verstand of wil, enz. Op theologisch terrein verschilden zij omtrent de onderscheiding van God en zijn attributen, de vermogens der engelen, den wezensvorm van den mensch, het eerste doel der Menschwording van Christus, enz. Sedert de 1ste helft der 14de eeuw culmineerde de oppositie tusschen de twee scholen in den strijd vóór of tegen de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Litt. : J. V. de Groot, Het Leven van den H. Th. v. A. (Utrecht 19072).