Tegetthoff (wilhelm von —) - Oostenrijksch vlootvoogd, geb. 1827 te Marburg, werd na zijn studiën aan de Zeevaartschool te Venetië voltooid te hebben, benoemd tot commandant over een schip (1854) en kreeg als zoodanig in 1855 de opdracht te zorgen voor de veiligheid in den benedenloop van de Donau. Na de opening van het Suez-kanaal, werd hij uitgezonden met de opdracht in of bij de Roode zee een voor de Oostenr. vloot geschikt vlootstation te vinden. In zijn rapport wees hij met ’t oog daarop het eil. Sokotra aan, terwijl hij bovendien de beteekenis van het Suez-kanaal voor den handel van Triëst uiteen zette.
Na in de jaren 1859 en 1860 als adjudant van aartshertog Ferdinand Max. een reis naar Brazilië gemaakt te hebben, kreeg hij in 1862 de benoeming tot commodore van het Oostenrijksch eskader in de Levant. Hier trok hij de aandacht in de Grieksche kwestie door zijn adviezen. Na zich vervolgens onderscheiden te hebben in het gevecht bij Helgoland tegen de Denen in 1864, werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht. Tevergeefs beproefde hij de Oost. reg. over te halen tot een reorganisatie van de vloot en eerst in de laatste maanden voor ’t uitbreken van den oorlog tegen Pruisen en Italië, kon hij volmacht krijgen om in Pola de vloot te versterken. Bij Lissa gelukte het hem de Italiaansche vloot onder Persano te verslaan, waardoor deze ’t voornemen om Lissa te veroveren, moest opgeven (1866).
Tot groote bevreemding werd T. eenige maanden daarna van het bevel over de vloot ontheven en met een zending naar de Vereenigde Staten gezonden, vanwaar hij in 1867 terugkeerde om ’t lijk van Maximiliaan, den keizer van Mexico, naar Oostenrijk te brengen. In 1868 lid geworden van het Heerenhuis, vestigde hij ook hier de aandacht op zich, zoodat men van hem de grootste verwachtingen had. In 1871 stierf T., dien men beschouwen kan als de schepper van de Oostenrijksche vloot. Litt.: A. Beer, Aus W. v. Tegetthoffs Nachlasz (1882); Paschen, Aus der Werdezeit zweier Marinen (1908).