Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Strafbaar feit

betekenis & definitie

Strafbaar feit - gedraging, waarop de daartoe bevoegde overheid straf heeft gesteld. In aansluiting aan een reeds vroeger door de juristen gemaakte onderscheiding der strafbare feiten in crimina atrocissima, atrocia en levia, onderscheidde de Code Pénal in art. 1 crimes (misdaden), délits (wanbedrijven) en contraventions (overtredingen) naar gelang der tegen het feit bedreigde straffen. Aan de onderscheiding waren eenige materieel-rechtelijke gevolgen verbonden (zie artt. 2 en 3), terwijl zij ook ten grondslag lag aan de regeling van de volstrekte bevoegdheid des rechters. — Ons tegenwoordige wetboek van strafrecht huldigt een tweeledige onderscheiding in misdrijven en overtredingen. Tot op zekere hoogte kan men zeggen, dat de eerste hun onrechtmatig karakter volgens de heerschende rechtsovertuiging reeds hebben, onafhankelijk van de strafbaarstelling, terwijl de overtredingen eerst door die strafbaarstelling haar onrechtmatig karakter krijgen ; in verband hiermede noemt men wel de misdrijven rechtsdelicten, de overtredingen wetsdelicten. — De voornaamste gevolgen, door onze wet aan de onderscheiding verbonden, zijn : de wet maakt bij overtreding geen onderscheid tusschen opzet en schuld, bij misdrijf wel; poging en medeplichtigheid zijn bij overtreding niet strafbaar (artt. 46 en 52 Sr.), wel bij misdrijf; bij overtreding, waarop geen andere hoofdstraf is gesteld dan geldboete, kan men door vrijwillige betaling der maximumboete vervolging voorkomen (art. 74 Sr.), bij misdrijf is dit nooit mogelijk; bij samenloop van overtredingen heeft cumulatie van straffen plaats, bij samenloop van misdrijven niet (artt. 57 en 62 Sr.); voor overtredingen bevat art. 51 Sr. een fictie van daderschap ten aanzien van bestuurders, enz. ; overtredingen worden als regel door den kantonrechter berecht (art. 44 R. O.), misdrijven door de arrondissementsrechtbank (art. 56 R. O.). Ook bij verbeurdverklaring en verjaring wordt tusschen overtredingen en misdrijven onderscheiden. — De wet bepaalt bij ieder strafb. feit, of het misdrijf of overtreding is.

Voor de bij invoering van ons strafwetboek gehandhaafde strafbepalingen buiten het wetboek wordt door de Invoeringswet van 15 Apr. 1886, Stb. 64, beslist. Feiten, strafbaar volgens provinciale of gemeentelijke verordeningen, zijn volgens art. 28 dier wet steeds overtredingen. Hetzelfde geldt krachtens art. 5 der wet van 20 Juli 1895, Stb. 139, ten aanzien van feiten, strafb. volgens keuren of verordeningen van besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders. Voor feiten, strafb. volgens algemeenen maatregel van bestuur, beslist de wet, die de op te leggen straffen regelt (zie ook art. 28 in verb. mot art. 20 Invoeringswet). — Behalve in misdrijven en overtredingen worden de strafb. feiten ook onderscheiden in delicta commissionis en omissionis, naarmate een handelen of een nalaten strafbaar is ; in doleuse en culpose delicten, naarmate opzet wordt vereischt of schuld in engeren zin voldoende is (bij overtredingen is het laatste het geval); in politieke en commune delicten (zie UITLEVERING); in delicta communia en delicta propria, naar gelang zij door ieder of alleen door personen, die tot een bepaalde klasse behooren (ambtsdelicten, militaire delicten), kunnen worden gepleegd; in eenvoudige en gequalificeerde, naar gelang zij in hun eenvoudigsten vorm of gepaard met verzwarende omstandigheden worden gepleegd (zie b.v. art. 310 tegenover . 311 Sr.), enz.