Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Spinnen

betekenis & definitie

Spinnen, het vormen van een draad uit vezels, die door ineendraaiing (twist) zoodanigen druk op elkaar uitoefenen, dat de onderlinge wrijving vergroot wordt en daarmee de weerstand tegen uitelkaarglijden.

Als grondstoffen worden gebezigd: katoen, vlas, hennep, jute, rameh, kunstmatige vezels, lange wol (kamwol), korte wol (kaardwol), zijde en de afval dezer grondstoffen. Deze zijn niet direct voor de spinnerij gereed, doch ondergaan een reeks van zuiverende bewerkingen. De bastvezels van vlas, hennep en jute worden als eigenlijke vezels vrijgemaakt door het roten; rameh, een andere bastvezel, ondergaat langdurige koking in alkaliën om van den bast te worden afgescheiden ; de kunstmatige vezels worden hoofdzakelijk bereid uit oplossingen van cellulose ; wol wordt gewasschen, terwijl zijde door koking een omhullende lijmlaag verliest.

Zijn eenmaal de vezels gereed, dan beoogt men het eerst een rangschikking en groepeering van evenwijdig liggende vezels in bundels, lonten genaamd, van zooveel mogelijk gelijkmatige doorsnede. Deze lonten worden door opvolgende rekkingen verdund tot de yereischte fijnheid en dan ineengedraaid en het gevormde product opgewonden. Voor fijne garens wordt bovendien de grondstof uitgekamd.

Naar de spinstof onderscheidt men de katoen-, vlas-, hennep-, jute-, rameh-, kamgaren-, kaardwol- en zijdespinnerij. Katoen wordt eerst losgeslagen in z.g. openers (zie de plaat, fig. 1), daarna van stof gezuiverd in slagwerktuigen, fig. 2, met luchtzuiging, waarna een gelijkmatige laag van vlokken tot een pels gevormd en opgewikkeld wordt. De vlokken worden door kaardbeslag, fig. 3, uiteengestreken tot vezelgroepjes, die zooveel mogelijk in de arbeidsrichting worden gebracht door middel van met naaldjes bekleede oppervlakken, in de kaardwerktuigen, fig. 4. Het hiervan afgeslagen vezelvlies loopt in een vork of trechter samen tot een lont, die het uitgangspunt vormt voor de spinnerij. Op rek- en verdeelstoelen, fig. 5, worden de vezels nog meer parallel gestrekt en de lonten vergelijkmatigd. Voor fijne garens bestemde lonten ondergaan een kamproces ter afscheiding der korte vezels. De op voorspinmachines of flyers, fig. 6, geleidelijk verdunde en zwak ineengedraaide lonten komen ten slotte op de ringspinmachines, fig. 7, die er in het algemeen harder ineengedraaide garens, en op de selfactors, fig. 8, die er zachtere, minder sterk gedraaide garens van spinnen. Kortvezelige katoen, katoenafval en lompen worden, na in een wolf, fig. 8a, te zijn uiteengeslagen, ook gekaard, doch het kaardvlies wordt daarop door een vliesdeeltoestel, fig. 9, in lengtereepjes verdeeld, welke tot voorgaren gerold — niet gedraaid — worden. Dit voorgaren wordt op den Selfactor door de uitrijdende spil een weinig uitgetrokken en tegelijk en onmiddellijk daarna tot het eindproduct in elkaar gedraaid.

Zeer grove katoenen garens ontstaan op een trechterspinmachine. Het gerote vlas wordt eerst in een braakmachine gebroken, daarop gezwingeld ter verwijdering der houtdeeltjes en vervolgens gehekeld, door het in bundels te trekken door velden met ijzeren pennen. Wat achter de hekelpennen verward blijft zitten, heet werk. Voor de vorming van een gelijkmatigen band van gehekeld vlas dient een aanlegmachine, fig. 10, waarvan de band door meermalig rekken en doubleeren op de rekbanden (zie plaat Vlasspinnerij) dunner wordt en op een flyer tot voorgaren wordt gedraaid en op spoelen gewikkeld. Het fijnspinnen geschiedt op vleugelspinmachines of drossels, gewoonlijk uit voorgaren, dat door een trog met warm water loopt en dus wat gesponnen wordt. Werk wordt op slag- en wikkelwerktuigen ontward, op kaardmachines tot een vezelvlies gevormd en soms door bijzondere kammachines gekamd. De rekbanken, voorspinmachines en werkspinmachines zijn gelijk aan die voor vlas. De hennepspinnerij stemt in hoofdzaak met de vlasspinnerij overeen.

De machines zijn iets zwaarder gebouwd. In de jutespinnerij worden de lange jutestrengen òf in kortere vezelstukken gesneden en even als vlas gehekeld voor jute-hekelgaren òf de vezels worden, na met traan te zijn verzacht, op kaardmachines voorbewerkt en verder evenals vlas versponnen tot jute-werkgaren. Ook de ramehspinnerij gelijkt veel op de vlasspinnerij. Bij de verwerking van kamwol heeft men een gladden draad op het oog in tegenstelling met een pluizigen, weeken draad zooals bij kaardwol. In de kamgarenspinnerij vormt dan ook de kammachine, die de kortere haren afzondert, het hoofdelement. De daarop volgende rek- en doubleerwerktuigen, vóórspinflyers en fijn-spinmachines wijken in beginsel niet ver af van die voor katoen.

Voor de kaardgarenspinnerij vallen, in vergelijking van de katoen- en de kamgarenspinnerij, de machinegroepen voor het rekken, doubleeren en voorspinnen weg, zoodat deze spinnerij vrijwel gelijkt op de katoenafvalspinnerij. Van zijdespinnerij kan in eigenlijken zin alleen sprake zijn bij de bewerking van z.g.n. floretzijde, d. i. afvalzijde. Deze wordt ontlijmd door koken, daarop gekamd, gehekeld of gekaard, naar de meerdere of mindere dichtheid. De spinnerij is als die van katoen, wanneer het beschikbare materiaal kort is. Daarentegen zijn voor lange floretzijde de voor kamgaren en vlas gebezigde spinmethoden in gebruik.

De meest elementaire wijze van spinnen is die met de handspil, waaraan een vliegschijfje. De spinstof, met de hand uitgetrokken en aan den spiltop bevestigd, wordt ineengedraaid, doordat de andere hand de spil ronddraait.

De Romeinen kenden een spintoestel, waarin reeds een horizontaal liggende spinspil door een snoer snel werd rondgedraaid.

Eerst na de Middeleeuwen verschijnt in Midden-Duitschland het spintuig met spoel en vleugel, hetwelk aan Jürgen wordt toegeschreven.

Engeland is de bakermat van de machinale spinnerij, opgekomen in de tweede helft der 18de eeuw. Aan Rich. Arkwright gelukte het, de vleugelspinmachine of drossel tot groote volmaaktheid te brengen, ofschoon hem de eer van de uitvinding niet volledig toekomt. Uit de door Samuel Crompton samengestelde mulespinmachine, voor zachtere garens, is geleidelijk de Selfacting-mule ontstaan.

Omstreeks 1848 had Josua Heilmann een kammachine gereed, die de mogelijkheid voor het spinnen van fijne garens heeft geopend.