Soortelijke warmte - Hoeveelheid warmte, die aan een stof moet worden toegevoerd om de temperatuur der stof 1° te laten stijgen. Deze warmte dient grootendeels tot vermeerdering van de inwendige energie der stof, in sommige gevallen echter ook tot het verrichten van uitwendigen arbeid. Al naar gelang een dergelijke hoeveelheid arbeid kan worden verricht of niet, is de s. w. ook eenigszins verschillend. Vandaar, dat de s. w. van stoffen bij constant volume in ’t algemeen iets kleiner is dan de s. w. bij constanten druk, een verschil, dat bij gassen vrij aanzienlijk is.
Bij hoogere temperatuur is het product van de s. w. der chemische elementen met het atoomgewicht (de z.g.n. atoomwarmte, de s. w. genomen voor een gramatoom der stof) nagenoeg een constante grootheid (wet van Dulong en Petit), een gevolg van de omstandigheid, dat bij hoogere temperatuur de gemiddelde energie van een atoom van verschillende stoffen constant kan worden aangenomen; de s. w. is dan dus nagenoeg een constante grootheid. Bij lagere temperaturen is zulks in het geheel niet meer het geval; dan verandert de s. w. sterk met de temperatuur; zij neemt af met afnemende temperatuur. In de laatste jaren zijn er verschillende pogingen gedaan om dit verschijnsel in verband te brengen met de quantentheorie.
