Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

S O N D

betekenis & definitie

S O N D - Ijsvelden .. 9 35 18 13 14 5 4 2 Ijsbergen .. 1 9 9 8 20 21 19 10 5 2 — De gemiddelde ijsgrens in de omgeving van de N. F. Bank loopt van 42° N. en 52° W. naar 45° N. en 42° W. In ongunstige ijsjaren komt het ijs echter wel tot 38° breedte. Het groote belang van de scheepvaart deed een internationaal bekostigd en, door de Vereenigde Staten uitgevoerden dienst ontstaan, waardoor een of twee schepen bij het ijs kruisen en hiervoor de scheepvaart per D.S. waarschuwen. — Stormfrequentie. Deze neemt aanvankelijk met klimmende breedte toe; van zeer hooge breedte is echter te weinig bekend om te kunnen zeggen of deze algemeene wet ook daar nog doorgaat. Het deel van den Z.-A.

O. benoorden de lijn Kaap San Roque tot Kaapstad is stormvrij te noemen, ten Z. van 35° Br. neemt de stormfrequentie snel toe en bereikt in de omgeving van Kaap Hoorn in den zomer 20 % van alle windwaarnemingen, 30 % 'n den winter. Laat men de tropische cyclonen buiten beschouwing, dan is de N. A. 0. stormvrij ten Zuiden van een lijn getrokken van 25° breedte op de Afrikaansche kust naar Porto-Rico. In den N. A. O. neemt de stormfrequentie sneller toe dan in den Z. A. O. een men treft op 35—38° B. tusschen 55 en 65° W.L. en ten Zuidoosten van New-Foundland des winters gebieden aan met 30% stormfrequentie. De wintermaanden zijn op beide halfronden stormachtiger dan de zomermaanden. Als stormkracht wordt gerekend een wind van 8 Beaufort of hooger. Een bijzonder soort stormen zijn de West-Indische orkanen, die tusschen Augustus en October voorkomen, zij onderscheiden zich van de stormen van hooger breedte door een kleiner stormveld en grooter windkracht. Ook in de omgeving der Kaap-Verdische Eil. komen, hoewel minder in aantal, tropische orkanen voor en wel in dezelfde maanden. Ook in het Zuidwestelijke tropische deel van den Z.-A.

O. komen hoewel zeer zeldzaam tropische cyclonen voor; op de Zuid-Amerikaansche kust zijn de tornado’s en pampero’s eigenlijk niet anders dan kleine doch hevige wervelstormen, dikwijls van zware electrische verschijnselen vergezeld. — Stroomen en temperaturen in de onderlagen. Schematisch voorgesteld is het water van af 60° Z.B. en N.B. in een dalende beweging, waarin reeds vanaf 1000 M. diepte tot op den bodem equatorwaarts gerichte componenten voorkomen. Op 10° breedte gaat deze equatorwaarts gerichte beweging in een stijgende over. Deze bewegingen zijn oorzaak, dat op de lage breedte de temperatuur der onderlagen sneller afneemt dan op hooge breedte. Vooral op Noorderbreedte is die temperatuurafname langzaam. Zoo treft men op 40° N.B. op 1000 M. diepte nog een temperatuur aan van 10° C., op den equator echter op 350 M. diepte.

Onderzoekingen van den laatsten tijd hebben aangetoond, dat in het tropische deel van alle oceanen op een bepaalde diepte de temperatuur sprongsgewijs daalt. Als criterium voor eene sprongsgewijze daling geldt eene daling grooter dan 2° C. per 25 M. In den A. O. ligt de laag (Hd. Sprungschicht), waar dit verschijnsel plaats heeft, niet overal op dezelfde diepte, maar tusschen 0 en 100 M. Het verschijnsel houdt waarschijnlijk verband met convectie en met de onderste grens, tot waar de betrekkelijk snelle equatoriaalstroomen reiken. De bodemtemperatuur van den A. O. is vrij gelijkmatig. Ten Z. van 50° Z.B. vindt men een temperatuur van -0°.1 tot -0°.4, in den Kaapschen trog 0°.2 tot 0°,9, in den West-Afrikaanschen trog, Kaap-Verdischen en Biscaye-trog 2°.2—2°.6, in het Noord-Amerikaansche bekken 2°.0—2°.5; het Braziliaansche en Argentijnsche bekken is zeer koud, daar is de bodemtemperatuur 0°.1 tot 0°.9. Het Atlantische plateau heeft een hooge bodemtemperatuur, welke van het Zuiden naar het Noorden van 2°.1 tot 4° C. toeneemt. Het bodemwater in de zee tusschen Noorwegen en Groenland is koud -0°.7 tot -1°.3. In de temperatuur en het zuurstofgehalte vindt de oceanografie machtige hulpmiddelen om de watercirculatie der onderlagen na te speuren.

Mist. Vooral de zomermaanden van N. en Z. A. O. zijn rijk aan mistdagen. Bij New-Foundland wordt van Juli tot September 40% van de waamemingsuren mist gemeld, tusschen 40 en 50° Z.B, van December tot Maart 20 %. — Bewolking, is het zwaarst, > 6 (10 betrokken), in het equatoriale gebied van den N. A. O en op hooge breedte, waar de bewolking tusschen 7 en 8 wisselt. Tusschen deze gebieden met groote bewolking liggen, in de tropische deelen, gebieden met eene bewolking 4. — Regenval. Is het zwaarste meer dan 2000 m.M. per jaar in het equatoriale gebied, minder dan 250 m.M., wat het minimum is, vindt men in de twee passaatgebieden. Tusschen 40° en 60° breedte vindt men weer gebieden met een regenval van 1000 m.M.; op hooger breedte neemt de regenval weer af. — Verdamping, Hiervan is weinig bekend; in de Passaatgebieden komt men tot ruim 2000 m.M., in de Westenwindgebieden tot 1000 m.M.

W o est ij n s t o f, komt tusschen de Kanarische Eilanden en de Kaap-Verdische Eilanden soms ver in zee voor. Het zet zich, op cacaopoeder gelijkend, op het schip af en wordt tot 2300 K.M. van het land waargenomen. — Verkeerswegen. De A. 0. is verreweg de drukst bevaren Oceaan en was dit ook in den zeiltijd. Voor de stoom- en zeiltrekken moet verwezen worden naar de verschillende meteorologische en oceanografische handboeken en kaarten. Het drukke Trans-Atlantische verkeer, waaronder speciaal verstaan wordt het verkeer tusschen Europa en de N.-Amerikaansche havens, deed de wenschelijkheid ontstaan, vaste wegen te kiezen voor de uit- en thuisreis, omdat in het te doorvaren oceaan-gebied zoo dikwijls en langdurig mist heerscht, waardoor aanvaring veelvuldig zoude moeten voorkomen, als de groote stoomwegen geenen voldoenden onderlingen afstand hadden. 15 Januari 1899 kwamen de voornaamste stoomvaartmaatschappijen overeen, onderstaande trekken door hunne schepen te doen volgen; deze wegen worden verlegd als ijsgevaar hiertoe dwingt; de regeling hiervan is overgelaten aan de Cunard-Line. — Uitgaande.

Van 15 Januari tot 14 Augustus, beide dagen inbegrepen; van Fastnet of Bishop Rock langs den grootcirkel, maar niet ten Z. daarvan, naar 47° W. in 42° N. en vandaar naar andere punten, al naar gelang voor welke haven men bestemd is. Van 15 Augustus tot 14 Januari: van Fastnet of Bishop Rock langs den grootcirkel, maar niet ten Z. daarvan, naar 49° W. in 46° N., vandaar per loxodroom naar 60° W. in 43° N. en verder als boven. — Thuisvarend. Van 15 Januari tot 23 Augustus van 40° 10’ N. en 70° W. per loxodroom naar 47° W. in 41° N. en vandaar per grootcirkel maar niet benoorden daarvan naar Fastnet of Bishop Rock. Van 24 Augustus tot 14 Januari van 40° 10' N. en 70° W. naar 60° W. in 42 N., vandaar per loxodroom naar 45° W. in 46° 30’ N. en vandaar per grootcirkel maar niet benoorden daarvan naar Fastnet of Bishop Rock. De zomertrek ligt dus Zuidelijker dan de wintertrek.

Telegraafkabels. Evenals het scheepvaartverkeer in dezen oceaan het drukst en in den N. A. O. in hoofdzaak langs de parallellen, in den Z. A. O. daarentegen langs de meridianen gericht is, vindt men hier ook de meeste telegraafkabels, welke min of meer de richtingen van het scheepvaartverkeer volgen. In 1857 en 1858 werden de eerste Trans-atlantische kabels tusschen Ierland en NewFoundland gelegd. Na een maand waren beide onbruikbaar. In 1865 en 1866 werden twee ka els tusschen Amerika en Ierland gelegd en sinds 1866 bestaat voortdurend telegrafische gemeenschap. Thans liggen tusschen Europa en N.-Amerika 16 kabels; prijs per kabel 8 millioen gulden. Van 16 kabels eindigen 12 in Groot-Brittannië (Valentia in Zuid-West Engeland), 2 in Frankrijk (Brest), 2 in Duitschland (Emden). Het andere eindpunt vindt men voor 12 kabels op New-Foundland of Nova-Scotia (Nieuw-Schotland); een Fransche kabel eindigt op het eilandje St. Pierre bij NewFoundland, de andere eindigt bij Rockport-Boston; de twee Duitsche kabels gaan door tot ConeyIsland.

Sinds 1875 is N.-Amerika verbonden met W.-Indië, Mexico en Z.-Amerika. De verbinding van Europa via Madeira, St. Vincent, Kaap Verdische Eilanden, Pernambuco met Zuid-Amerika is in 1882 tot stand gebracht. Sinds 1885 is Z.-Afrika door kabels in den A. 0. met Europa verbonden. Sinds 1900 bestaat eene directe verbinding Kaapstad, Ascension, St.-Helena, Kaap-Verdische eilanden — Engeland; Kaapstad is met BuenosAyres via Ascension verbonden; een directe kabel ontbreekt.

Kustkabels liggen op de Zuid-Amerikaansche kust tusschen Para en Buenos-Ayres, op de Afrikaansche kust tusschen Bathurs en Kaapstad. Wel hebben Engeland en Amerika het grootste deel van het telegrafische verkeersmateriaal in handen, maar ook Duitschland begint zich in deze richting krachtig naar voren te dringen. De Duitsche kabels tusschen Emden en Coney-Island zijn 7700 en 8000 K.M. lang en loopen via de Azoren. Ook in den Z.-Atlantischen Oceaan vindt men een Duitsche Kabel tot Pernambuco; langs de Afrikaansche kust gaat een Duitsche kabel tot Duala.

G e t ij d e n. Uitgebreide onderzoekingen hebben aangetoond, dat zeer waarschijnlijk niet één, maar meerdere getijgolven den Atlantischen Oceaan doorloopen. De hoofdgetijgolf is wel die, welke van uit het Zuiden uit het Indisch-Antarctisch zeegebied komt en langs de W.-kust van Afrika en Europa het duidelijkst waarneembaar is. Bij de Antillen duidt een interferentie op een uit het Noorden komende golf; of dit de oorspronkelijk uit het Zuiden komende golf is, welke dan in het hooge Noorden naar links ombuigend een Zuidelijke richting heeft aangenomen, is niet uitgemaakt. De mogelijkheid bestaat ook, dat het een getijgolf is, ontstaan in het Noordelijk deel van den A. O. (Zie GETIJDEN).

Golfhoogte. Hiermede wordt bedoeld de hoogte der windgolven, niet die der deininggolven. Met de windsterkte neemt de golfhoogte toe, ook is bij tegengestelde wind- en stroomrichting een verhooging der golven waar te nemen, gepaard gaande met vermindering der golflengte. De berichten omtrent huizenhooge golven moeten voorzichtig worden opgevat; als grootste hoogte, waaronder te verstaan is, de verticale afstand tusschen golftop en golfdal, kan 12 M. worden aangenomen. Bij windkracht 5 is door Schott meermalen de golfhoogte bepaald en 2 M. gevonden, 4 M. bij windkracht 6,71/2—10 M. bij windkracht 9 (stormweer) en 10 tot 12 M. bij zwaar stormweer. De hoogte kan bepaald worden door middel van verschillende eenvoudige instrumenten, waarbij de kruin als uitgangspunt wordt genomen; ook kan van een barometer gebruik worden gemaakt. (Zie GOLFHOOGTE). L i t t e r a tuuroverzicht. Kon. Ned. Met. Instituut.

N°. 40. Temperatuur v/het zeewater a/d oppervlakte v/h deel v/d N.A. Oceaan tusschen 30—52° N.B. en 0°—50° W.L. 1872. Idem. N°. 43. Overzicht v/de winden tusschen het Kanaal en de Straat van Gibraltar e/d Meridiaan van 30° W.L., de gemidd. bar. stand i/den N.A. O. en wind en stroom in de Straat v. Gibraltar 1875. Idem. N°. 60. Routen voor stoomschepen v/het Kanaal naar New-York 1883.

Idem. N°. 49. Maandelijksche windkaarten van den Atlantischen Oceaan le serie (N.A. Oceaan Dec— Mei) 1877, 2e serie N.A.O. (Juni—Nov.) 1878, 3e serie (8° N.—14° Z.) 1879, 4e serie Z.A.Oceaan 1884. Idem. N°. 95. Observations, Océanographiques et Météorologiques dans la région du Courant de Guinée 1855—1900. I Texte et Tableaux, II Planches. Utrecht 1904. —Segelhandbuch für den N.A. Ozean. Deutsche Seewarte 1910.

Dampferhandbuch für den N.A. Ozean. Deutsche Seewarte 1915. O. Krümmel, Handbuch der Ozeanographie I en II 1907 en 1911. G. Schott, Geographie des Atlantischen Ozeans 1912. Monatskarte für den NordAtlantischen Ozean, Deutsche Seewarte. Monthly Meteorological, charts of the North Atlantic and the mediterranean Meteorological Office. Pilot Chart of the North Atlantic Ocean, Hydrographic office. De drie laatstgenoemde bronnen zijn maandelijksche publicaties, speciaal voor de scheepvaart; de Januari-kaart verschijnt begin December en is tegen gemakkelijke voorwaarden verkrijgbaar.

Het Kon. Ned. Met. Instituut heeft thans een groot werk over den A. O. onder handen, dat in kaart- en tabelvorm voor trimesters zal verschijnen en waarin de waarnemingen zoowel uit wetenschappelijk als uit practisch oogpunt zijn bewerkt.