Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sociale anthropologie

betekenis & definitie

Sociale anthropologie - De s. a., één van de jongste takken der anthropologie, is de kennis of de bestudeering van de psychisch-anthropologische kenmerken van groepen van menschen, die in een bepaald sociaal verband leven. Zij staat daarbij op de grens van de zuiver anthropologische wetenschap en komt in voortdurende aanraking met andere takken van wetenschap, als sociologie, criminologie, rashygiëne, enz. De s. a. houdt zich met vragen bezig als deze : heeft het behooren tot een bepaalde klasse of stand invloed op de lichamelijke samenstelling (in anthropologischen, niet in anatomischen zin)? En omgekeerd, hebben de anthr. kenmerken van een bepaalde groep of bepaalden stand invloed op de levensuitingen dier groep? Het is natuurlijk niet gemakkelijk in dit opzicht bepaalde groepen, standen, enz. scherp te omlijnen en te omgrenzen. Terwijl bij natuurvolken relatief eenvoudige verhoudingen heerschen, is dit bij de cultuurvolken met hun samengesteld sociaal verband allerminst het geval.

Bij de laatste kan men wel enkele groepen onderscheiden, zooals die van de vagebonden en misdadigers (crimineele anthrop.), middenlagen en hoogste standen (adel, genieën, enz.) ; doch de grenzen zijn vaak moeilijk scherp te trekken. In aansluiting aan de s. a. dient de rashygiëne te worden genoemd, die beoogt de anthrop. kenmerken der groep te verbeteren. Wat nu de resultaten van sociaal anthropologisch onderzoek betreft, hier bestaan pas gegevens, geen samenhangend systeem. Bij natuurvolken zal, om een voorbeeld te noemen, de vernietiging van de minder sterke individuen veel krachtiger werken dan bij de cultureel hooger staande volken, bij wie de hygiëne juist zorg draagt, dat ook de zwakken blijven leven en worden gecultiveerd. Dat natuurvolken op „primitieve” hoogte der cultuur blijven staan, is wellicht een gevolg van hun tekortkoming in geestelijken aanleg, die niet door vermenging verbetert. Bij cultuurvolken zijn reeds vele onderzoekingen gedaan, die bepaalde klassen tot onderwerp hebben. Het meest bekend is het werk van Niceforo, „Anthropologie der nichtbesitzenden Klasssen”, Leipzig 1910, waarin een groote massa van materiaal verzameld is. In deze laagste groep nemen de vagebonden en misdadigers nog een afzonderlijke plaats in.

Vooral Lombroso en zijn school hebben gepoogd aan misdadigers bepaalde lichamelijke kenmerken, degeneratiekenteekenen, aan te toonen. Hoogere groepen, b.v. boerenstand in tegenstelling met stadsbevolking, arbeidersbevolking, enz. zijn veel minder bewerkt. Meer studies vindt men over de hoogste lagen der maatschappij. De afstamming van vorsten, adel, enz. (die uit geschreven geschiedenis is na te gaan) heeft ook tot anthropologisch onderzoek geleid. Zoo b.v. de bekende studies over de Habsburgsche lip.

Als algemeen resultaat van het onderzoek van hoogere maatschappelijke groepen is b.v. te noemen, dat het aantal kinderen in die lagen veel geringer is dan in de onderste lagen. (Steinmetz voor Nederland in „Zeitschrift für Sozial Wissenschaft”, 1904). Dit feit staat natuurlijk in verband met den algemeen hoogeren huwelijksleeftijd, het relatief vaker voorkomen van steriliteit, de gewenschte kinderbeperking, euz. Dit en dergelijke verschijnselen hebben natuurlijk ook een algemeene beteekenis, omdat de eigenschappen, die voor deze lagen kenmerkend zijn (geestelijke aanleg I), daarmede dreigen te verdwijnen, tot schade van het ras. Het spreekt vanzelve, dat men door maatregelen, die men rashygiëne noemt, deze dreigende verschijnselen het hoofd tracht te bieden. Litteratuur: Fischer, E. Sozialen Anthropologie, Schallmayer, Vererbung und Auslese, Gobineau, Essai sur l’inégalité des races humaines, Lombroso, Der Verbrecher.