Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Romeinsch recht

betekenis & definitie

Romeinsch recht - Evenals elders was ook in Rome het oudste recht gewoonterecht. In 451 v. C. werd dit recht, in het belang der rechtszekerheid, op aandringen der Plebejers, door een commissie van 10 personen (decemviri) samengevat in de wet der Twaalf Tafelen, welke tot grondslag heeft gediend voor de verdere rechtsontwikkeling. Tijdens de Republiek werd de wetgevende macht door het volk in zijn vergaderingen (comitia centuriata en comitia tributa) uitgeoefend. Ook de praetor, hoewel formeel niet met wetgevende macht bekleed, oefende grooten invloed op de ontwikkeling van het recht (jus honorarium).

In den keizertijd bleven, aanvankelijk naar den vorm althans, de republikeinsche instellingen in stand, maar kregen daarnaast de keizerlijke edicta, mandata, decreta en rescripta kracht van wet. Tenslotte werden deze keizerlijke verordeningen de eenige vorm van wetgeving. — Bovendien werd door de keizers aan een aantal bekwame juristen het jus respondendi toegekend, d. i. het recht om in naam des keizers (ex autoritate principis) adviezen (responsa) te geven, welke voor de rechters bindend waren. Allengs werd de bindende kracht uitgebreid tot de verzamelde adviezen der bedoelde juristen. Tot de bekendste rechtsgeleerden behooren Labeo, Capito, Gajus, Papinianus, Ulpianus, Paulus en Modestinus. Het aantal juristen, wier werken bindende kracht hadden, werd op den duur zóó groot, dat de rechtszekerheid eronder begon te lijden. Daarom werd bij de z.g.n. Citeerwet van 426 n. C. van keizer Valentinianus III die bindende kracht tot de laatste vijf der genoemde rechtsgeleerden beperkt, terwijl bij verschil van gevoelen de rechter volgens de meerderheid moest beslissen. Eindelijk werd het recht door keizer Justinianus (527—565) herzien en samengevat in het z.g.n. Corpus Juris Civilis, bestaande uit 1. de Institutiones, in 4 boeken (totius legitimae scientiae prima elementa), verbindend met ingang van 30 Dec. 533, een wetboek, maar tevens een leerboek ter inleiding in de rechtswetenschap, vooral ter vervanging van de door de codificatie verouderde Institutiones van Gajus ;

2.de Pandectae of Digesta, in 50 boeken, een verzameling der uitspraken van juristen, welke het jus respondendi hadden gehad, met ingang van denzelfden datum als de Instituten van kracht;
3. de Codex Constitutionum, in 12 boeken, een verzameling van keizerlijke verordeningen, verbindend met ingang van 29 Dec. 534 ;
4. de Novellae (Novellae Constitutiones), nieuwe keizerlijke verordeningen van 535—565. Wanneer van Rom. Recht wordt gesproken, wordt veelal dit recht van Justinianus bedoeld. Aanvankelijk gold het alleen voor het O.-Romeinsche Rijk, totdat, na den val van het O.-Gotische Rijk en de verovering van Italië, het ook aldaar van kracht werd. Tot verdere ontwikkeling is het nauwelijks meer gekomen. — Beteekenis kreeg het Rom. Recht eerst weder in de 12de eeuw, toen, na het terugvinden te Bologna van een volledig handschrift van het Corpus Juris vooral Irnerius en zijn volgelingen (de Glossatoren) de belangstelling voor het Rom. Recht wisten te wekken. Door de hooge ontwikkeling, door dit recht bereikt, en de bijzondere helderheid en strenge logica, den Rom. juristen eigen, wist het het nog weinig ontwikkelde Germaansche recht langzamerhand grootendeels op zijde te schuiven.

In de 15de en 16de eeuw had in alle landen van W.-Europa deze z.g.n. receptie van het Rom. Recht plaats. Velen beschouwden dit recht als de ratio scripta (de op schrift gestelde rede). Eerst aan het einde der 18de en in het begin der 19de eeuw ontstond een strooming om tegelijk tot codificatie en tot een nationale wetgeving te komen. Alzoo kwam in 1794 het Pruisische Landrecht en in 1804 de Fransche Code Civil tot stand. Te onzent werd het Rom. Recht in 1809 bij de invoering van het Wetboek Napoleon, ingericht voor het Koninkrijk Holland, uitdrukkelijk afgeschaft. Het belang van de kennis van het Rom.

Recht is daarmede echter niet vervallen, daar ook onze thans geldende wetboeken in vele opzichten op Rom. rechtelijke beginselen zijn opgebouwd. Tot juist begrip der wetsbepalingen van het bestaande recht heeft kennis van het Rom. Recht dus nog haar beteekenis behouden.— In sommige staten van Duitschland heeft het Rom. Recht, zooals het in den loop der tijden was gewijzigd, zijn gelding behouden tot 1900, toen het tegenwoordige Burgerlijk Wetboek voor het geheele rijk van kracht werd. Thans geldt het Rom.

Recht, zooals het hier ten tijde der Republiek van kracht was, nog in Zuid-Afrika. Vooral met het oog hierop was aan onze universiteiten tot 1921 (zie RECHTSWETENSCHAP) een afzonderlijk doctoraat in het hedendaagsch Romeinsch-Hollandsch Recht verkrijgbaar (art. 130 H. O.wet). Zie verder Mr. W. Modderman, Handboek voor het Rom. Recht.