Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Putter

betekenis & definitie

Putter, - Carduelis carduelis, behoort tot de vinken; vleugels zwart met gele vlek, voorhoofd en kin rood, wangen wit, rug bruin; lengte 13 c.M., staart 5 c.M. Leeft door geheel Europa, N.-Afrika en W.-Azië; ingevoerd in N.-Amerika. In ons land niet talrijk, zomervogel van Maart tot October; sommigen blijven den winter over. Nestelt in boomen; voedt zich met zaden (distelvink).

Aardige kooivogel, met aangenaam, zacht gezang. De naam is ontleend aan de bekende eigenschap om te kunnen leeren „putten”. Nuttig door het eten van zaden van onkruiden.

< >