Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Purmerend

betekenis & definitie

Purmerend, - gern, in N.-Holland, 1355 II.A.; deels laagveen, het oude land, deels zeeklei in het drooggemaakte Purmermeer. Dit laatste wefd n.l. van 1618 tot 1622 drooggemalen en gedeeltelijk bij P. gevoegd. De gem. telt 6100 inw., die op het; platteland vooral bestaan van veeteelt en zuivelbereiding. Behalve de buurt Nek en een deel van de Purmer (met de Herv.

Kerk), bevat de gem. de stad P„ aan het Z.O. einde van de Beemster en aan het Groot NoordHoll. Kanaal. Zij telt 5500 inw. en bloeit door een levendigen handel en een drukke weekmarkt, waarop vooral veel kaas wordt aangevoerd. Ook is er eenige nijverheid, o. a. een fabriek voor melkproducten, een likeurstokerij, een timmerfabriek, een autofabriek, enz. De Markt en de Beestenmarkt zijn ruime pleinen ; de vroegere wallen zijn in plantsoenen herschapen.

Vooral in de laatste tijden breidt de stad zich uit. Zij ligt aan de spoorlijn Amsterdam—Enkhuizen en aan de tramlijn Amsterdam—Alkmaar. — Oorspronkelijk schijnt zij het uiteinde van ’t dorp de Purmer geweest te zijn (vandaar haar naam); evenwel werd reeds in 1357 haar kapel tot kerspelkerk verheven. In 1573 werd P. bemuurd en later onder de stemmende steden van Holland opgenomen. De stad heeft veel door watervloeden geleden, o. a. in Febr. 1825 en in Jan. 1916.

< >