Paardenhorzel - Gastrophilus equi, een horzel, lengte tot 17 m.M., roestkleurig.
Legt eieren op de haren van het paard; de hieruit komende larven kruipen over de huid, veroorzaken jeuk en worden door het paard opgelikt. Zoo komen zij in de maag, waar zij zich met groote mondhaken in het slijmvlies vasthechten; voeden zich met vocht uit de wondjes. Groeien en vervellen in de maag, blijven daar ongeveer 10 maanden; zijn zij volwassen (Mei—Augustus), dan laten zij los, komen in den darm en met de faeces naar buiten, dringen in den grond en verpoppen. Gewoonlijk komen 10—25, veelal veel meer, tot honderden, in één maag voor. In gering aantal veroorzaken zij geen schade. Zie plaat Tweevleugelige Insecten, fig. 3.