Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Middelbaar onderwijswet

betekenis & definitie

Middelbaar onderwijswet, - wet van 2 Mei 1863, Stb. 60, laatstel. gew. 1 Mrt. 1920, Stb. 106. — Tot het m. o. worden gerekend te behooren alle vakken, welke volgens deze wet onderwezen worden aan de scholen, waarover zij zich uitstrekt (art. 1), dat zijn hoogere burgerscholen (H. B. S.) en landbouwscholen (art. 12). — De scholen voor m. o. worden onderscheiden in openbare en bijzondere. Openb. scholen zijn die, opgericht en onderhouden door gemeenten, prov. en het Rijk, afzonderlijk of gezamenlijk ; de overige zijn bijzondere. Aan bijz. inrichtingen kan vanwege de gemeente, de prov. of het Rijk subsidie worden verleend, onder zoodanige voorwaarden als door het gemeentebestuur, het prov. best. of den Koning noodig zal geacht worden.

Bijz. inrichtingen, aldus gesubsidieerd, zijn, gelijk de openb. scholen, voor alle leerlingen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid, toegankelijk (art. 2). — Als regel mag niemand m. o. geven, die niet in het bezit is der bij deze wet gevorderde bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid. Vreemdelingen behoeven bovendien Koninklijke vergunning (art. 4). — De openb. hoogere burgerscholen worden onderscheiden in H. B. S. met 5-jarigen en H. B. S. met 3-jarigen cursus (art. 15). De vakken van onderwijs der eerste worden in art. 16, die der laatste in art. 17 aangegeven. Er zijn althans 15 Rijks-H. B. Scholen, te vestigen in daarvoor meest gelegene gemeenten in de onderscheidene oorden van het land. Daaronder zijn tenminste 5 met 5-jarigen cursus (art. 18). — Aan bijz. landbouwscholen kan Rijkssubsidie worden verleend (art. 19). — Voor H. B. Scholen of landbouwscholen, door prov., gemeenten of bijzondere personen, met of zonder Rijkssubsidie tot stand gebracht, kan het plan van inrichting van onderwijs, zooals het aan de verplichte gemeentescholen en de Rijksscholen in artt. 16 en 17 is voorgeschreven, naar de omstandigheden gewijzigd, ingekrompen of uitgebreid worden. De inrichting van middelb. scholen voor meisjes, door gemeentebesturen, prov. of bijz. personen met of zonder subsidie te stichten, wordt aan de stichters overgelaten, behoudens voorwaarden, aan verleende subsidiën te verbinden (art. 21). — Artt. 23—33 handelen over de onderwijzers aan de openb. scholen voor m. o. (volgens art. 23 dragen deze den titel van leeraar), artt. 36—38 over de kosten van het openb. m. o. Zie voor het bijz. m. o. artt. 44—46ter. — Volgens art. 46 is het toezicht op de openb. en bijz. scholen van m. o. onder het oppertoezicht van den betrokken minister, opgedragen aan plaatsel. commissiën en aan inspecteurs. — Artt. 55—67 zijn aan de eindexamens gewijd. — Zie voor het vakonderwijs, tot 1919 in de M. O.wet geregeld, de Nijverheidsonderwijswet.—Een nieuw wetsontwerp tot regeling van het M. O. (waaronder ook verstaan wordt het onderwijs aan lycea en gymnasia) is Oct. 1921 aan de Tweede Kamer der St.-Gen. aangeboden.