Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mecklenburg

betekenis & definitie

Mecklenburg, - Duitsche staat aan de Oostzee, 16.000 K.M.2, dus bijna 1/2 Nederl.; 764.000 inw., 47 per K.M.2, ’t minst bevolkt in Duitschl. Van de Oostzee naar de Elbe kan men de volgende strooken onderscheiden: 1) de kust, met strandwallen, waarop duinen, met strandmeren (Bodden), beukenbosschen en tal van badplaatsen, waar men ook aan visscherij doet. 2) met lagere land vóór den landrug, over ’t algeheen met de vruchtbare Deensche eilanden overeenkomend; tarwe en suikerbieten. 3) de Mecklenburgsche landrug, een deel van den Baltischen, met heidevelden; waar echter leem in den bodem zit, is landbouw. Deze rug is een oude grondmoreene met twee eindmoreenen. Op de kaart ziet men deze gemakkelijk door de beide rijen meren, die er in liggen.

Hier is nog al wat leem en dus landbouw. 4) Tusschen landrug en Elbe ligt een zandgebied, met veel hei. — Door de naburige Noordzee is het klimaat vrij zacht in den winter, in den zomer daarentegen koel; bovendien rijk aan neerslag. Naast den akkerbouw: runder- en paardenteelt. M. is een achterlijk land, vooral, doordat het buiten de groote verkeerswegen ligt en geen industrie bezit. Achterlijk niet slechts bij den landbouw, maar ook op politiek gebied; het grootgrondbezit was er oppermachtig en hield de ontwikkeling en welvaart tegen. Groote steden zijn er niet; alleen Rostock heeft 70.000 inw., de hoofdstad Schwerin 44.000. Geschiedenis. Ten tijde der Romeinen werd Mecklenburg bewoond door Suevische stammen, welke c.a. 400 deze landen verlieten, Hun woonplaatsen werden ingenomen door Slavische volken, waarvan de groep der Obotriten zich in ’t Westen vestigde en die der Wilzen in ?t Oosten. Het Christendom maakte bij deze stammen geen opgang, ook niet toen het rijk van Karel den Groote na de onderwerping der Saksen aan hun gebied grensde.

Hun gezag konden de Franken hier niet vestigen. Eerst in de 10e eeuw deden de keizers uit !t Saksische huis pogingen om deze Slavische stammen te onderwerpen en tot ’t Christendom te bekeeren. Otto de Groote vormde een Noordmark (a. d. Beneden-Elbe) tegen de Obotriten en een Oostmark (a. d. MiddenElbe) tegen de Wilzen. Succes hebben echter deze pogingen niet gehad. Ook een kruistocht, waartoe Bernhard van Clairvaux in 1145 den stoot had gegeven, leverde geen resultaat op. Eerst aan Hendrik den Leeuw van Saksen gelukt het de Obotriten aan zijn gezag te onderwerpen en !t Christendom hier ingang te doen vinden. Een groot deel van !t land der Obotriten gaf Hendrik aan Pribislaw, een afstammeling der vroegere vorsten, in leen, terwijl een klein deel met Schwerin ’t graafschap Schwerin vormde (1167). De Wilzen, die lang onderhoorig waren aan den Hertog van Pommeren, kwamen in 1236 onder !t gezag van den Markgraaf van Brandenburg.

In ’t begin van de 13e eeuw poogde de Deensche koning Waldemar II zijn gezag in Mecklenburg te vestigen. In den beginne had hij succes, maar toen het Hendrik van Schwerin gelukte zich van den persoon van Waldemar meester te maken en hij de Denen verslagen had bij Mölln, is Waldemar genoodzaakt af te zien van !t uitoefenen van eenig gezag over de Mecklenburgsche landen (Verdrag van Bardowick, 1225). Later werd het land in vier deelen verdeeld, waarvan het voornaamste was het graafschap Mecklenburg. In de 12e en 13e eeuw werd het land ten deele gegermaniseerd en begonnen de steden Rostock, Wismar en Schwerin zich te ontwikkelen. Teneinde den handel te beschermen sloten deze steden met Lübeck en de Pommersche steden het verbond van Rostock (1283), dat de kern is geworden van de Hanze. De machtsontwikkeling van Mecklenburg valt in de 14e eeuw ; onder Hendrik II de Leeuw (1302—1329) werden de steden Wismar en Rostock onderworpen aan Mecklenburg. Zijn zoon en opvolger Albrecht II (1329— 1379) werd door Karel IV verheven tot hertog, terwijl hij als zelfstandig vorst regeerde, vrij van eenig leenverband (1348). Door het uitsterven van ’t regeerend vorstengeslacht kwam hij in het bezit van Schwerin (1359), terwijl zijn zoon Albrecht gekozen werd tot koning van Zweden (1363), waardoor Mecklenburg betrokken werd in de binnenlandsche twisten van Zweden en zijn handel veel te lijden kreeg van de kaapvaart.

Door de afwezigheid van den vorst ging de orde in Mecklenburg te niet. De adel maakte zich los van ’t gezag van den hertog, terwijl Brandenburg van de gelegenheid gebruik maakte om Stargard te veroveren. Met de beteekenis van Mecklenburg was het gedaan, al kreeg Hendrik IV de Dikke (1436—1477) door erfrecht alle deelen van Mecklenburg onder zijn gezag. De Hervorming vond hier al vrij vroeg ingang, vooral door ’t optreden van den Rostocker reformator Joachim Slüter. Johan Albrecht I (1547—1576) verklaarde de Luth. leer tot Staatsgodsdienst (1549). De eenheid van Mecklenburg ging in 1621 te niet, doordat toen ’t Hertogdom werd verdeeld in twee deelen : Mecklenburg-Schwerin en MecklenburgGüstrow, terwijl Rostock condominium zou worden. Kort daarop werd Mecklenburg betrokken in den Dertigjarigen oorlog. Wallenstein ging over tot bezetting der beide Hertogdommen, die hem in 1628 door den keizer in pand werden gegeven.

In den korten tijd van zijn regeering heeft Wallenstein veel voor Mecklenburg gedaan. Nadat op den vorstendag van Regensburg (1630) besloten was tot afzetting van Wallenstein en de Zweden onder Gustaaf Adolf Mecklenburg binnentrokken, moest Wallenstein Mecklenburg ontruimen, waarop de beide Hertogen weer in hun landen terugkeerden. In !t verdere verloop van den oorlog had Mecklenburg zwaar te lijden. — Opnieuw werd Mecklenburg-Schwerin in oorlogen betrokken, doordat Christiaan Lodewijk I, hertog van dit land, de zijde koos van Lodewijk XIV van Frankrijk en deel nam aan den oorlog van 1672, waardoor hij in strijd geraakte met den keurvorst van Brandenburg, die in 1670 na de overwinning bij Fehrbellin MecklenburgSchwerin bezette. Nadat in 1692 Christiaan Lodewijk I van Mecklenburg-Schwerin en in 1690 Gustaaf Adolf van Mecklenburg-Güstrow zonder mannelijke nakomelingen was gestorven, ontstonden er geschillen over de opvolging, welke leidden tot de overeenkomst in Hamburg (1706), waardoor naast ’t Hertogdom Mecklenburg-Schwerin, in de plaats van MecklenburgGüstrow ontstaat het hertogdom MecklenburgStrelitz. !t Recht van primogenituur, dat bij dit verdrag werd aanvaard, verhinderde verdeeling van -’t land in de toekomst. In den Noordschen oorlog had ’t land te lijden van de Deensche troepen, die om Wismar te belegeren, zich niet bekommerden om de neutraliteit van Mecklenburg-Schwerin, terwijl later Frederik de Groote ook geen acht sloeg op de souvereiniteit van dit vorstendom. Inwendige twisten teisterden ’t land; tevergeefs kwamen nu en dan de keizer en Hannover tusschenbeide. Nadat Mecklenburg lang buiten de politieke gebeurtenissen van Europa tijdens de Revolutiejaren was gebleven, werd het in 1806 er in betrokken door de vlucht van Blücher op Mecklenburgsch grondgebied na den slag bij Jena. De Franschen gingen daarop over tot bezetting van ’t land.

MecklenburgSchwerin werd in 1807 bij Frankrijk ingelijfd. In Febr. 1813 trokken de Russen Mecklenburg binnen en sloten de Mecklenburgers zich bij hen aan. Mecklenburg werd in de volgende maanden ’t tooneel van den strijd. Op het Weener Congres (1815) werden de hertogen verheven tot Groot-Hertogen en weder in ?t bezit van hun land gesteld. In de 19e eeuw begonnen de beide vorstendommen zich te ontwikkelen. De toestand van de boerenbevolking werd verbeterd door opheffing van de lijfeigenschap (1810), invoering van ’t erfpachtstelsel (1822) en de scheiding der boerenhoeven. De mogelijkheid van ’t ontstaan van klein grondbezit was hierdoor ontstaan. Toch is Mecklenburg in alle opzichten bij andere Duitsche staten ten achter gebleven. 1848 bracht een tijdelijke grondwet. Een landdag kwam bijeen.

Toen deze, hoewel in meerderheid zeer conservatief, de rijksgrondwet erkende, werd dit een voorwendsel voor den groothertog van Mecklenburg Strelitz (en den koning van Pruisen) de tusschenkomst van den (herstelden) Duitschen Bond in te roepen. Een bondsscheidsgerecht oordeelde de grondwet onnoodig en stelde de oude Stenden van 1755 (ridderschap en steden) weer in. De reactie in Mecklenburg was zeer sterk; staatkundige vereenigingen en vergaderingen waren verboden; de geeselstraf werd weer ingevoerd. De ellendige toestanden maakten, dat Mecklenburg in de 19e eeuw het grootste aantal landverhuizers heeft geleverd. Na in 1860 deel te hebben genomen aan den oorlog tegen Oostenrijk traden M.-Schwerin en M.-Strelitz toe tot den NoordDuitschen Bond, namen deel aan den FranschDuitschen oorlog en maakten daarna deel uit van het in 1871 ontstane Duitsche Rijk. — Na grondvesting van ’t Duitsche Rijk is vaak door den Rijksdag beproefd in Mecklenburg een grondwettigen toestand in ’t leven te roepen, maar de Rijksregeering was niet genegen, den weerstrevenden Mecklenburgschen adel te dwingen van zijn voorrecht af te zien. Aan pogingen van de zijde der MecklenburgSchweriner regeering ontbrak het niet, maar telkens vergeefs, totdat de revolutie in ’t laatst van 1918 alles wegvaagde en een republiek Mecklenburg vestigde, die langen tijd weinig tot geordende toestanden aanleg toonde. — Litt.: a. Bronnen (zie ook DUITSCHLAND, Gesch.); Mecklenb. Urkunden (ed. Crisel 3 B. 1837—1841); Meckl.

Urkundenbuch (ed. Ver. Meckl. Gesch. und Alt. B. 1—21); b. Schrijvers: Boll, Gesch. Meckl. (2 B. 1856); Meckl. Geschichte in Einzeldarstellungen (B. 6—12 ; 1899— . . .); Witte, Meckl. Gesch. (B. 6,1919); c. Tijdschr.: Jahrb. des Vereins für Meckl. Geschichte und Altertumskunde.