Ludendorff - (Generaal Erich), werd 9 April 1865 te Kruszewina bij Posen geboren als zoon van een riddergoedbezitter. Hij bezocht de kadettenschool te Plön en werd op zeventienjarigen leeftijd luitenant in het 57e infanterieregiment te Wezel. In 1890 kwam hij op de Hoogere Krijgsschool en vervolgens als dertigjarig kapitein bij den grooten generalen staf, waar hij met een tusschenpoos tot den zomer van 1913 bleef. Bij het uitbreken van den oorlog was L. generaal-majoor en commandant der 85e infanteriebrigade te Straatsburg.
Zijn mobilisatiebevel riep hem als chef van den staf van het tweede legerkorps naar Aken. Hij begeleidde het ter verovering van Luik vooruitgezonden gedeelte van zijn legerkorps en nam bij de bestorming der fortenlinie van Luik, toen de commandant bij de bestorming sneuvelde, het bevel over en voerde de troepen in zware straatgevechten in de stad. Na de bezetting van Luik keerde hij terug naar zijn onderdeel. 22 Aug. 1914 werd hij benoemd tot chef van den staf van het leger in het Oosten met opdracht, den nieuwbenoemden bevelhebber, generaal von Hindenburg, uit Hannover af te halen. De geniale samenwerking van von Hindenburg en Ludendorff bracht den driedaagschen omsingelingsslag bij Tannenberg tot stand, het einde van de Russische invasie in Oost-Duitschland. Sindsdien bleef L. steeds aan de zijde van von Hindenburg. De zomer van 1916 bracht in talrijke gevechten, waarbij L. overal leiding gaf, de overrompeling van de krachtig verdedigde Narew-linie, de inneming der Russische Weichsel- en Njemenvestingen. Na nog verder in Rusland doorgedrongen te zijn, verstijfde op het Oostfront de oorlog in den stellingkrijg, waardoor voor L. naast zijn zuiver militaire verplichtingen een buitengewoon moeilijke taak zich voordeed. De uitgestrekte bezette landstreken, die door de Russische troepen systematisch bij hunnen terugtocht verwoest en door de Russische bestuurslichamen verlaten waren, moesten weder tot normale ontwikkeling gebracht worden, nieuwe verkeerswegen aangelegd, handel en nijverheid opnieuw georganiseerd worden.
In de voor de Duitschers spannende dagen van Augustus 1916, toen Broessilows offensief in Gallicië voortgang maakte en Roemenië in den oorlog trad, werd gelijktijdig met de benoeming van von Hindenburg tot opperbevelhebber van de gezamenlijke veldlegers, L., met bevordering tot generaal der infanterie, tot eersten generaalkwartiermeester benoemd. Terwijl in het Westen de Sommeslag woedde, voerden von Hindenburg en L. vastbesloten in het Oosten hun taak door. Van het Noorden, Westen en Zuiden drongen volgens hun aanwijzingen de legers der centrale mogendheden Roemenië binnen, verdreven hun tegenstanders uit Zevenburgen, Wallachije en de Dobroedsja en zetten het offensief van Broessilow om in een terugtocht. De intusschen stijgende druk tegen het Duitsche Westfront stelde L. voor de oplossing van nieuwe vraagstukken. In geweldigen omvang moesten nieuwe krachten en afweermiddelen in het Westen aangevoerd worden. De strijd in den stellingoorlog werd op een nieuwe wijze geregeld. In stede van de verstarde loopgravenverdediging werd een meer elastische strijdwijze ingevoerd, waarbij de zwakke voorste bewakingsposten voor een aanval wijken en de stoot door gereed gehouden mobiele reserves opgevangen werd, zooals bij Kamerijk geschiedde. Deze strijdmethode, alsmede die van het plotseling verlaten van stellingen en terugtrekken in nieuwe, waardoor de door de tegenpartij opgezette aanvalsplannen in duigen vielen, veroorloofden aan L. krachten vrij te maken, waardoor de Russen en Italianen beslissend werden geslagen.
De vrede met de Oekraine, met Finland, met groot-Rusland en ten slotte met Roemenië was het resultaat. De uitschakeling van het ontzaglijk uitgestrekte Oostfront voerde sedert begin 1918 tot een consolideering van het front in Frankrijk en België. Als eerste vrucht daarvan is te beschouwen het voorjaarsoffensief aan de Somme, dat den Duitschers een groote terreinwinst opleverde. Nog eenmaal gelukte hem in West-Europa een dergelijk geweldig offensief, doch de derde maal faalde het in den tweeden Marneslag, welke nederlaag misschien een gevolg was van de beginnende revolut. beweging in Duitschland. Na deze nederlaag kreeg L. zijn ontslag (26 Oct. 1918), echter minder als militaire zondebok, zooals velen zijner soortgenooten, doch door de onduldbare wijze, waarop hij de Duitsche politiek trachtte te beïnvloeden, in stede van steeds de strategie een aan de politiek ondergeschikte rol te doen vervullen. Toen in Duitschland de revolutie uitbrak, begaf L. zich naar Zweden en schreef daar zijn lijvig werk: Meine Kriegserinnerungen 1914-1918.