Lagerlöf - (Selma), Zweedsch schrijfster, geb. 1858 op Mårbäcka, was onderwijzeres in Landskrona, wijdde zich later geheel aan de litteratuur, kreeg in 1910 den Nobelprijs voor litteratuur en werd in 1914 het eerste vrouwelijke lid van de Zweedsche Academie. In haar jeugd had ze veel gelezen en gehoord van de oude värmlandsche sagen en legenden en deze heeft ze in haar boeken verwerkt. Haar boeken hebben daardoor een fantastisch-romantischen tint, later worden ze hoe langer hoe mystieker. Ook haar taal heeft iets zeer persoonlijks.
Haar hoofdwerk is Gösta Berling, waar in het verhaal van den afgezetten predikant de geheele sagencyclus van Ekeby verteld wordt. Hierop volgden Osynliga länkar (onzichtbare ketenen 1894); Antikrists Mirakler (de wonderen van den antikrist); Drottningar i Kungahälla (de koninginnen van K. 1899), een verhaal uit den Vikingentijd; de psychologische roman En herrgärdssăgen (een hoevevertelling 1899); Jerusalem (1901—02), de tocht van Zweedsche boeren naar J.; Kristuslegender (1904); Nils Holgerssons underbara resa (N. Hr. wonderbare reis 1906—07), een aardrijkskundig leesboek; Liljecronas hem (het huis van L. 1911); Körkarlen (de koorknaap 1912): het zeer mystieke Kysarn av Portugallien (de keizer van P., 1914); Trolloch Människor (machten en menschen, 1915). — Vergel. M. Meyboom, Selma Lagerlöf.