Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kitchener (lord horatio herbert)

betekenis & definitie

Kitchener (Lord Horatio Herbert), Engelsch veldmaarschalk en staatsman, geb. 1850 te Bally-Longford (gr. Kerry, Ierland), 1916 op zee omgekomen, kwam in 1868 op de Mil. Academie te Woolwich, streed mee in den Fransch-Duitschen oorlog, vervolgde daarop te Woolwich zijn studie, trok met den topographischen dienst mee naar Palaestina, dat hij in kaart bracht evenals in ’78 Cyprus, en diende in ’81 als majoor van de cavalerie onder Wolseley, om den nationalen opstand onder Arabipacha in Egypte te onderdrukken. Wegens zijne groote militaire bekwaamheden en zijn vaardigheid in het Arabisch werd hij aangewezen, om met Sir Evelyn Wood het inlandsche leger te organiseeren en de Egyptische administratie te controleeren.

Den geduchten opstand, die in 1881 in het Boven-Nijlgebied uitbrak, doordat de Mahdi (± 1885) den heiligen oorlog tegen het vreemde gezag had uitgeroepen, welke in de eerste jaron al te goed slaagde (Gordon werd in 1885 in Khartoem ingesloten en gedood), wist K. als Sirdar of opperbevelhebber van het Engelsch-Egyptische leger eindelijk (1898) door de verpletterende nederlaag bij Omdoerman (tegenover Khartoem) meester te worden. In Khartoem stichtte hij toen op last van de Engelsche regeering het Gordon-college. In 1900 werd K. naar Transvaal gezonden en aan Lord Roberts toegevoegd, om de gunstige kansen der Boeren te doen keeren; het gelukte hem in ’t zelfde jaar Kimberley en Ladysmith te ontzetten en Bloemfontein en Pretoria te bezetten. Gedurende den guenlla-oorlog, die nu volgde, wist K. den hardnekkigen tegenstand van anderhalf jaar te breken door het verwoesten van landstreken, door vrouwen en kinderen in concentratiekampen te voeren en door het aanleggen van blokhuizen ter belemmering van de bewegingen der boeren-colonnes, waardoor in Mei 1902 de vrede werd afgeperst. Onmiddellijk daarna vertrok K. naar Britsch-Indië, om er talrijke administratieve en militaire hervormingen tot stand te brengen en om er militaire en marineorganisatiën voor Australië en Nieuw-Zeeland voor te bereiden.

Van 1911 tot ’14 is hij opnieuw in Egypte werkzaam als resident en consul-generaal, tot hij bij het uitbreken van den wereldoorlog naar Londen wordt geroepen, om als minister van oorlog op te treden. Na eerst met kracht honderdduizenden vrijwilligers opgeroepen te hebben, voerde hij in 1916 den algemeenen dienstplicht in, dien hij tijdelijk noodig achtte voor den reuzenstrijd, welks langen duur van meer dan 3 jaren hij voorzag. De expeditiën naar de Dardanellen en naar Mesopatamië behooren tot de vele misrekeningen en mislukkingen van den grooten oorlog. Toen hij als minister van oorlog heenging, werd hem in Juni 1916 een zending naar Rusland opgedragen. Het schip Hampshire, waarmee hij uit een Schotsche haven naar Archangel vertrok, werd bij de Orkadische eilanden door een mijn of wellicht door een torpedo tot zinken gebracht.