Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jacoby (johann)

betekenis & definitie

Jacoby (johann) - Duitsch democratisch staatsman, geb. 1805 te Koningsbergen uit bemiddelde Joodsche ouders, overl. aldaar 1877, studeerde in de medicijnen, vestigde zich in 1830 in zijn geboorteplaats als practiseerend geneesheer, kwam door zijn liberale geschriften gedurig in conflict met de censuur, werd tot tweemaal toe vervolgd doch vrijgesproken, nam in 1848 als leider der democraten in Frankfurt a. M. zitting in het voorparlement en in het comité der vijftig, werd in 1849 voor den tweeden keer te Berlijn in de Tweede Kamer gekozen en ging, toen deze in April ontbonden werd, met het Rompparlement naar Stuttgart en na het uiteengaan daarvan naar Zwitserland. In Pruisen van hoogverraad beschuldigd, keerde hij naar Koningsbergen terug, om zich te verdedigen, werd vrijgesproken en hervatte daarop de geneeskundige practijk. Eerst in 1858 begon hij weer deel te nemen aan het openbare leven en werd sinds 1862 herhaaldelijk in het Pruisisch parlement gekozen, waarin hij tal van jaren ongeveer de eenige strijder was voor de eischen der oude democratie.

Hij protesteerde in Sept. 1870 te Koningsbergen in een openbare vergadering openlijk tegen de annexatie van Lotharingen; tengevolge daarvan werd hij gevangen genomen. Na de veroordeeling van Bebel en Liebknecht in het Leipziger hoogverraadsproces sloot J. zich bij de Sociaal-democratische partij aan en werd 1874 door het Saksische kiesdistrict Leipzig-Land tot lid van den Rijksdag gekozen. Hij gaf o. a. in ’t licht: Vier Fragen, beantwortet von einem OstPreussen (1841); Die Grundsätze der Preusischen Democratie (1859).

< >