Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Heraldiek

betekenis & definitie

Heraldiek - (van het Lat. ars heraldica; herautskunst; ook wel verkeerdelijk ars heroica genoemd; Fr. blason, Duitsch heraldik, Eng. hera!dry), oorspronkelijk alleen de kunstmatige beschrijving der wapens, welke door de oude herauten onder verschillende systemen gebracht werd: wapenkunde. De h. is van groot gewicht voor de geschiedenis en staat in nauw verband met de genealogie en de sphragistiek (zegelkunde) ; haar voornaamste bronnen zijn wapens, zegels en munten en voorts opgaven bij de Middeleeuwsche schrijvers, monumenten, grafsteenen en dergelijke, leenbrieven, oude familiestamboeken, wapenverzamelingen enz. De geschiedenis der h. kan men in drie tijdperken verdeden:

1. van de 11de tot de 13de eeuw, toen enkel het schild met zijn figuur het wapen vormde;
2. het bloeitijdperk, van de 13de tot het einde der 15de eeuw, toen de helm met zijn versiering er bijkwam ;
3. het tijdperk dat begint met de 16de eeuw, waarin het heraldische schild niet meer tegelijk als werkelijk schild gedragen werd en allerlei onnoodige versieringen werden aangebracht, de zoogenaamde papieren heraldiek.

—Een heraldische Bibliographie is door Bend aangevangen in zijn Allgemeine Schriftenkunde der gesammten Wappenwissenschaft, uitgegeven in 4 deelen, welke evenwel nog zeer onvolledig mag worden genoemd, en nooit werd vervolgd, vermoedelijk door de ontzettende uitgebreidheid der stof. — De essentieele stukken van een volledig wapen zijn: het heraldische schild met zijn wapenfiguur, en.de heraldische helm. Het heraldische schild werd in de 12de en de eerste helft der 13de eeuw langwerpig afgebeeld, onder spits toeloopend en boven afgerond; in de tweede helft der 13de en in de 14de eeuw kleiner, in den vorm van een bijna gelijkzijdigen driehoek; in de 15de eeuw rechtzijdig, alleen beneden afgerond ; in de 16de eeuw met een insnijding rechts, d. w. z. links van den beschouwer ; vervolgens krijgt het alle willekeurige vormen, ovaal en rond. De ovale vorm, het z.g. Italiaansch schild, wordt thans nog gebezigd door geestelijken en gehuwde vrouwen ; het z.g. ruitschild door ongehuwde vrouwen. — In de oude h. gebruikte men voor de beschildering maar zeven kleuren, waarvan twee : goud (geel) en zilver (wit), „metalen” zijn en de overige vijf eigenlijke kiemen: rood (keel), blauw (azuur, lazuur), zwart (sabel), groen (sinopel) en purper. Tot de heraldische kleuren rekent men voorts nog het hermelijn en het vair. Sedert het begin der 17de eeuw worden deze kleuren, bij graveerwerk en ongekleurde wapens voorgesteld door het volgende systeem van lijnen (schraffeering): zilver wordt wit gelaten; goud voorgesteld door stippen; rood door loodrechte lijnen; blauw door horizontale lijnen; zwart door kruisende loodrechte en horizontale lijnen; groen door schuinsrechtsche (\), en purper door schuinslinksche (/) lijnen ; hermelijn door een veld van sabel, bezaaid met witte hermelijnvlokjes; vair door klok- of schildvormige vakjes, beurtelings van zilver en azuur, zelden van ander email.

Aanvankelijk werden de kleuren in de oude wapenboeken aangeduid met de initialen ; bovenbeschreven systeem werd in 1638 ingevoerd door den jezuiet Silvester a Petra Sancta, volgens anderen door Vulson de la Colombière in 1639. Bij de beschrijving van wapens houde men steeds in het oog, dat rechts en links beschouwd worden van het standpunt van den drager van 't schild, zoodat de rechterzijde van een schild overeenkomt met de linkerzijde van den beschouwer. De beschrijving begint steeds van den rechterkant. Heeft het wapen een hartschild (het kleine schild in het midden), dan wordt dit het laatst beschreven. Bij schuins gedeelde schilden is dat gedeelte het eerste, hetwelk door den bovenrand mede begrensd wordt. — De wapenfiguren kunnen in 3 soorten verdeeld worden:

1. Herautsstukken, welke gevormd worden door een, twee of meer lijnen. De vier voornaamste (uit wier combinaties alle andere, waarvan de strekking der lijnen recht is, gevormd worden) zijn : a) de paal, gevormd door twee verticale lijnen, verdeelt het schild in drieën; b) de faas of balk, gevormd door twee horizontale lijnen over het midden van het schild, dat daardoor in drieën gedeeld wordt; c) de band, gevormd door twee evenwijdige lijnen, loopt van den linker bovenhoek naar den rechter benedenhoek van het schild en beslaat een derde van het veld; d) de baar, gevormd door twee evenwijdige lijnen, loopt van den rechter bovenhoek naar den linker benedenhoek en beslaat een derde van het veld.
2. Wapenfiguren, die gewone figuren zijn en wel óf natuurlijke (dieren, planten enz.) óf verdichte (griffioen enz.).
3. Wapenfiguren, bestaande uit gewone figuren in verbinding met herautsstukken. De gewone figuren moeten zooveel mogelijk het veld vullen. Voorts mag geen metaal op metaal, geen kleur op (of naast) kleur geplaatst worden. Toch komt dit voor; men noemt deze wapens dan armes a enquéris of cas a enquerre. — De H. is in Duitschland ontstaan, doch werd in Frankrijk vervolmaakt. Sedert het midden der 17de eeuw werd zij op wetenschappelijke wijze behandeld door Geliot, Palliot en vooral door den jezuïet Menestrier. Van de ouderen dienen genoemd Bartolus uit Sassoferrato en Johannes Rothe (beiden uit de tweede helft der 14de eeuw); eerstgenoemde schreef een tractaat De armis et insigniis dat later .herhaaldelijk gedrukt is", het behandelt behalve andere vraagstukken der H. ook de symboliek der kleuren, waaraan destijds nogal gewicht werd gehecht. In Frankrijk is vooral de terminologie der h. tot ontwikkeling gekomen; de hoofdtrekken der thans nog gangbare terminologie komen reeds voor in een tractaat van Clément Prinsault van 1416.

Met de symbolische verklaring der wapens werd voor het eerst totaal gebroken door den beroemden theoloog Philipp Jacob Spener (in zijn commentaar over het Saksische wapen, 1668), die de wapens historisch behandelde; het bijzonder gedeelte van zijn heraldiek werk (Historia insignium illustrium) verscheen in 1680, het algemeen gedeelte (Insignium theoria) in 1690. In Duitschland werd in de 18de eeuw de h. tot een leervak aan de hoogescholen gemaakt. Belangrijke Nederlandsche uitgaven op het gebied der h. zijn: Mr. L. Ph. C. van den Bergh, Grondtrekken der Nederlandsche Wapenkunde, Leiden, 1847 ; J. B. Rietstap, Handboek der Wapenkunde, Gouda 1857 ; Junius, Heraldiek. Voorts geeft o. m. het genealogisch-heraldisch genootschap „De Nederlandsche Leeuw” sedert 1883 een Maandblad uit en is „De Wapenheraut”, uitgegeven door het Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek, reeds zijn 24sten jaargang ingetreden.