Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hardheid van water

betekenis & definitie

Hardheid van water. Water wordt „hard” genoemd, indien het betrekkelijk veel opgeloste calcium- en magnesiumverbindingen bevat. Zoo neen, dan heet het „zacht”. De hardheid uit zich in het bijzonder door twee verschijnselen: hard water schuimt niet reeds met weinig zeep, aangezien de genoemde verbindingen met de opgeloste zeep (vetzure natrium) een onoplosbare verbinding, vetzure calcium, vormen, een wit vlokkig neerslag zonder schuimend vermogen, en in de tweede plaats geeft het bij het koken op den duur een onoplosbare afzetting van ketelsteen Wegens het laatste is de h. van grooten invloed op de industriëele toepassing van het water, wegens de eerste reden ook op het huiselijk gebruik, te meer, daar hard water ook bij het gebruik bij het koken, o. a. van erwten en boonen, last kan veroorzaken.

Ook voor groote wasscherijen is do h. van veel belang. De h. kan van tweeërlei aard zijn: blijvend of permanent en tijdelijk of temporair. De laatste is te wijten aan opgelost calciumresp. magnesiumbicarbonaat, welke verbindingen zich bij kookhitte ontleden in koolzuur en onoplosbaar carbonaat, dat zich afscheidt. Deze tijdelijke hardheid verdwijnt dus door het koken. De blijvende hardheid verdwijnt daardoor niet, aangezien zij te wijten is aan chloriden en sulfaten van calcium en magnesium, welke bij het koken onveranderd in oplossing blijven. De som van blijvende en tijdelijke hardheid heet totale hardheid. De h. wordt tegenwoordig algemeen uitgedrukt in Duitsche hardheidsgraden; 1 D. h. graad is 1 mgr. CaO (resp. 0,71 mgr.

MgO) per 100 cc. water. Vroeger werden ook gebruikt de Fransche h.-graad (1 mgr. CaC03 per 100 cc. water) en de Engelsche h.-graad (1 mgr. CaCO, in 70 cc. water). De h. wordt bepaald door na te gaan hoeveel zeepoplossing van bepaalde sterkte noodig is, om een blijvend schuim in 100 cc water te voorschijn te roepen, of wel door directe acidimetrische titratie. Water van 0—8 Duitsche h.-graden wordt „zacht” geacht, 8—18° middelmatig, boven de 18°, hard, en zonder verdere reiniging niet bruikbaar als ketelvoedingswater. De hardheid kan meermalen tot 100 a 200° oploopen! Voor industrieel gebruik in stoomketels of wasscherijen is dan chemische zuivering noodig: zie KETELVOEDINGSWATER. Bij het gebruik van zeer hard water voor de toebereiding van spijzen in de keuken wordt het gaar-worden bevorderd door toevoeging van een weinig natrium-bicarbonaat (dubbelkoolzure soda) of, indien dit den smaak slecht beïnvloedt, door liet water eerst eenigen tijd te koken.