Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hanze

betekenis & definitie

Hanze - (Hansa), naam, dien in de Middeleeuwen vereenigingen van kooplieden droegen. Zoo vond men in Londen een hansa van koopl. uit Brugge, Dixmuiden, Lille en Tournay (d. zgn. Londener hanse), voorts nog hansa’s van koopl. uit Gent, Vermandois, Keulen (± 1150), Hamburg (1266) en Lübeck (1267). De hansa van Keulsche koopl., waartoe ook behoorden koopl. uit de Westfaalsche steden en Tiel en waarmede die van de koopl. uit Hamburg en Lübeck in de 13e eeuw samensmolten, bezat belangrijke voorrechten.

Zij had eigen jurisdictie, een gebouw in eigendom (Guildhall) en was belast met de bewaking van de Bishopsgate. ’t Bestuur berustte bij Aldermannen, waarvan één Londensch poorter moest zijn. Hansa’s van koopl. uit Hamburg, Lübeck en andere Oostzeesteden vond men ook nog in Brugge en Bergen, enz. (zie verder HANSESTEDEN). Litt.: Kunze, Das erste Jahrhundert der deutschen Hansa in England (Hans. Gesch., 1889); Höhlbaum, Ueber die flandrische Hansa von London (Hans. Gesch., 1898); Stein, Ueber die ältesten Privilegien der deutschen Hansa in Flandern (Hans. Gesch., 1902).