Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Gotha

betekenis & definitie

Gotha - 1) voorheen Duitsch hertogdom, het Noordelijkste, grootste gedeelte van het groothertogd. Saksen-Coburg-Gotha, in Thüringen, is 1450 K.M.2 groot en telde in 1910 182.000 inw. (grootendeels Luthersch); 129 per K.M.2 (voor geschiedenis, zie SAKSEN). •— 2) Hoofdstad van het voormalige hertogdom G. en om beurte met Coburg residentie van den groothertog van Saksen-Coburg-Gotha, ligt aan den spoorweg tusschen Berlijn en Frankfort, dus aan een gewichtigen verkeersweg, die langs de voornaamste Thüringsche steden loopt. Bij G. gaat deze weg door de Seeberge, zoodat een soort ingangspoort ontstaat naar ’t achterland.

G. (42.000 inw.) heeft door de gunstige ligging grooten handel en veel industrie, is voornamelijk door vleeschwaren, boekhandel en talrijke banken bekend. Als vorstenzetel kreeg het prachtige verzamelingen. Beroemd over heel de wereld is Justus Perthes’ Geografische inrichting, waar mooie kaarten gemaakt worden.