Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gnosis

betekenis & definitie

Gnosis - Reeds op sommige plaatsen van het N. Test. wordt tegenover het geloof (pistis) de gnosis (kennis) gesteld. De zoogenoemde gnostici der 2e eeuw n. C. (waarvan de voornaamsten zijn: Cerinthus, Karpokrates, Valentirus en Basilides) beloofden nu hun aanhangers de kennis van datgene wat in het Christendom werkelijke waarheid was. Wij hebben hier te doen met een inwerking van het heidensche mysteriën-wezen op het Christendom. De gnostische „vergeestelijking” van het gewone, armelijke geloof der gemeente bestond in een fantastische theosofie, een vreemde samensmelting van Grieksche en Oostersche filosofie, mythologische voorstellingen en Christelijke geloofsleer.

De Kerk heeft het gnosticisme als een vijandige macht hardnekkig bestreden. Want zij voelde, dat haar kracht juist hierin lag, dat haar geloof geen filosofie was en diens inhoud niet door verstandelijke speculaties kon worden gegrepen.— G. moet niet uitsluitend intellektualistisch worden opgevat, er is ook iets mystieks of intuïtiefs in. Ze komt voor zoowel in Hellenistisch Romeinsche als in Oosterschsynkretistische omgeving, vooral als gnosis van de godheid. Vroeger zocht men dat verschijnsel met zijn emanaties van aeonen uit de volheid (pleroma) naar de materie, de leegte (kenoma) alleen na den tijd van het N. T. in de tweede eeuw. Er werden van de aeonen weer reeksen van paren gevormd met geslachtsrekeningen. De g. werd beheerscht door de vraag naar het ontstaan van het kwaad in een wereld door een volmaakt God geschapen, en hoe de mensch door de stof gevangen gehouden kon worden. Thans weet men, dat g. een zeer gemengd verschijnsel is, waarvan de wortels diep onder het N. T. liggen, en waarvan de uitloopers ver daarboven uitkomen. Voor zoover het begrip g. niet in de lucht zat, is het N. T. er vrij van gebleven.

Wel bemerkte men reaktie er tegen, bijv. 1 Tim. 6 : 20. Van g. bij Simon den toovenaar hooren wij b.v. Hand. 8 niets. Men vergelijke het met Ilmoe of ngelmoe op het zendingsterrein in Indië. — Litt. W. Anz, Zur Frage nach dem Ursprung des Gnosticismus (1897); W. Bousset, Hauptprobleme der G. (1907); E. de Faye, Gnostiques et Gnosticisme (1913); W. Koehler, Die G. (1911); W. Schultz, Dokumente der G. (1910); F. Wendland, die Hellen.-Röm. Kultur (1912 A). De laatstgenoemde plaatst in tegenstelling met Bousset de g. niet meer onder het Christendom, maar achter den godsdienst van den keizertijd op den bodem van het Hellenistische Synkretisme.