Gêhinnöm - (Hebr. gê (bené) Hinnóm „dal(v. d. zonen) v. H.”), een dal ten Z.W. v. Jeru-zalem; Joz. 15, 8; Jer. 7, 31. .De weg naarBethlehem liep er doorheen. Wie de zonen v.Hinnöm of H. zelf waren, is onbekend. In ’t -dal bevond zich een offerplaats, waar, vooralin de 8e en 7e eeuw v. Chr., kinderen werdenverbrand voor den (Fenic.) god Moloch (eigenl.Malk „koning”) 2 Kon. 23, 10.
Jer. 19, 6 vv.zegt, dat die plaats moest heeten „moorddal”.Door een dergelijke opvatting werd de naam diervloekwaardige plaats later bij de Joden gebruiktals een aanduiding van „de hel, waar de godde-loozen na hun dood gepijnigd worden”, b.v.Matth. 5, 29 v. waar gêhennA vertaald is door„hel”. Zie TOFET. Misschien lag oudtijds opde Z.-helling van het HinnÖm-dal de stadswijkder pottenbakkers, Jer. 19, 2; Matth. 27, 7;in later tijd bevond zich aldaar de begraafplaats(H)akel-dama* „Bloedakker”.