Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gezwel

betekenis & definitie

Gezwel - uitwas (Tumor), in de geneeskunde in het algemeen elke niet door den normalen wasdom te voorschijn geroepen verdikking of omvangstoename van eenig in- of uitwendig lichaamsdeel. Zoo spreekt men b.v. van een kliergezwel en bedoelt dan daarmee een ziekelijke vergrooting of opzwelling van een klier. In het dagelijksch leven noemt men inzonderheid een ziekelijke verdikking aan de oppervlakte van een lichaamsdeel of orgaan een g., en voegt dan aan dit woord den naam van het aangedane lichaamsdeel toe: kniegezwel, levergezwel, enz. In de nieuwere pathologie heeft het woord eindelijk een nog engere beteekenis verkregen; deze verstaat n.l. onder een g. een door ziekelijke nieuw-vorming aan de oppervlakte of in het inwendige van een orgaan ontstane massa, die een samenhangend en meer of minder scherp begrensd geheel vormt.

Men onderscheidt verschillende vormen van zoodanige nieuwvormingen of gezwellen: 1) cysten, 2) vetgezwellen of lipomen, 3) vezelgezwellen of fibromen, 4) spiergezwellen of myomen, 5) beengezwellen of osteomen, 6) kraakbeengezwellen of chondromen, 7) vaatgezwellen of angiomen, 8) zenuwgezwellen of neuromen, 9) kliergezwellen of adenomen, 10) vleeschgezwellen of sarcomen, 11) kankergezwellen of carcinomen, 12) papillonen; eindelijk kunnen ook de tuberkels en de syphilitische nieuwvormingen als meer of minder omvangrijke gezwelllen optreden. Zoodanige gezwellen blijven hetzij gedurende het geheele leven onveranderd en zonder wezenlijken invloed op het organisme voortbestaan, gelijk vele aangeboren huidgezwellen, (vetgezwellen), of zij nemen bij voortduring toe en richten, aan zichzelf overgelaten, door voortgaande woekering en geleidelijke verwoesting van voor het leven belangrijke deelen en organen, of wel door verspreiding van de gezwelkiemen in de bloed- en lymphvaten, alzoo door algemeene bloedvergiftiging, het organisme te gronde (z.g. boosaardige of maligne gezwellen). Omtrent het ontstaan en de oorzaken der gezwellen verkeert men nog grootendeels in het onzekere. Algemeen worden erfelijke aanleg, een bepaalde leeftijd, als voorbeschikkende momenten beschouwd. Niet zelden ontstaan ook na mechanische of chemische beleedigingen (slag, stoot, drukking, schuring, in litteekens, na ontstekingen), alsmede na tal van ziekten, als syphilis, typhus, enz., gezwellen. De behandeling kan in het overgroote meerendeel der gevallen slechts een chirurgische zijn (uitbijten, uitbranden, wegneming met het mes). Soms treedt spontaan genezing in, n.l. wanneer door ontsteking een verettering en ineens chrompeling of afstooting van het g. volgt.