Geslachtsbepaling - De vraag, hoe het komt, dat het eene embryo zich tot een mannelijk, het andere tot een vrouwelijk individu ontwikkelt, heeft reeds vele onderzoekers beziggehouden. Men kan zich denken, dat de g. tot stand komt tijdens de ontwikkeling, tijdens de bevruchting of vóór de bevruchting. Uit den grooten rijkdom van onderzoekingen op dit gebied is wel gebleken, dat de g. zeker niet tijdens de ontwikkeling eerst wordt bepaald; doch dat zij waarschijnlijk tot stand komt op het oogenblik van de bevruchting. Dit zoude dan daarin gelegen zijn, dat niet alle geslachtscellen dezelfde samenstelling bezitten, doch dat sommige cellen, hetzij eicellen of zaadcellen een afzonderlijk chromosoom, het zg. geslachtschromosoom bezitten, waaraan het geslacht gebonden is, en welk geslacht dan op het embryo zal worden overgedragen.
Allo mogelijke volksopvattingen, die heerschen omtrent de willekeurige verwekking van een jongen of een meisje, die daarop gegrond zijn, dat in de eene geslachtsklier de mannelijke, in de andere de vrouwelijke cellen zich zouden bevinden, of die meenen, dat door de voeding der zwangere invloed op het geslacht is uit te oefenen, berusten niet op door de wetenschap gestaafde feiten en moeten dus, als onwetenschappelijk, zonder waarde worden beschouwd. Het aantal jongensgeboorten verhoudt zich tot dat der meisjesgeboorten als 106 : 100; dit is al zoo gedurende eeuwen. Zie GEBOORTE (Statistiek). TWEELINGEN.
