Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gerst

betekenis & definitie

Gerst - (Hordeum), plantengeslacht der Gramineeën (Grassen). Wordt reeds in de alleroudste geschriften bij de Chineezen, Egyptenaren, Israëlieten en Romeinen als een cultuurgewas genoemd. Ook in de overblijfselen van Zwitsersche paalwoningen worden gerstkorrels gevonden. Brood en pap van gerstemeel werden gegeten, gerstebier gedronken.

Ook in onze streken werd gerst voor deze doeleinden al vroeg verbouwd, veel eerder dan tarwe en rogge. — Botanisch onderscheidt men twee-, vier- en zesrijige gerst, alle vermoedelijk afstammende van de wilde gerst in West-Azië, Hordeum spontaneum. Iedere soort heeft verschillende rassen; van deze zijn alleen die behoorende tot de tweerijige (H. distichum) en de vierrijige (H. vulgare) voor Midden-Europa van belang. In ons land verbouwt men vooral vierrijige wintergerst (in 1914 21.395 H.A., vooral in Groningen, Zeeland, Friesland en Limburg), minder tweerijige zomergerst (in 1914 5582 H.A., voornamelijk in Zeeland, en N. Holl.). De totale oppervlakte besloeg in dat jaar 3.05 % van het bouwland met eene opbrengst van bijna 863.000 H.L. winter- en ruim 201.000 H.L. zomergerst of resp. gemidd. 40.3 en 36.0 H.L. per H. A. — In onze streken dient de gerst voor gortbereiding, bierbrouwerij en veevoeder. Voor de pellerij verlangt men groote, buikige, zware korrels. Voedergerst moet eiwitrijk zijn (waarin de gerst van zuidelijke landen meer uitmunt), in tegenstelling met brouwgerst, die rijk moet zijn aan zetmeel en zoo min mogelijk eiwit bevatten. Speciaal brouwgerstrassen b.v. de Chevalliergerst, zijn alle tweerijig en zomerrassen. Van de vierrijige winterrassen is bij ons vooral bekend de door Mansholt verbeterde Gron. W. gerst.

Voor de teelt komen vooral de niet te zware kleigronden in aanmerking. — G. verlangt schoon en krachtig land. Bij brouwgerst zij men voorzichtig met te veel stikstofmest, wijl het eiwitgehalte van den korrel daardoor te veel stijgt. G. wordt meestal op rijen gezaaid: afstand 18—21 c.M., bij brouwg. 15—17.5 c.M. Hoeveelheid zaaizaad bij breedwerpig zaaien 1.5—2 H.L. per H.A., bij rijenteelt 1—1.5 H.L. Afvalproduct bij de gortfabr. is de bolster, dust of het pelmeel, bij de gerstebierbrouwerijen de moutkiemen en de-spoeling (draf of bostel), alle uitstekende veevoedermiddelen. Gerst als graan wordt weinig aan het vee gevoederd. Daar de korrels door taaie kroonkafjes innig omgeven zijn, dringen de digestiesappen moeilijk in de diepte door. Verder is gerst voor het paard geen krachtvoeder; zij maakt de dieren wel dik, maar niet sterk.

Gerstemeel wordt vooral aan varkens gegeven, omdat het voor deze dieren een zeer geschikte samenstelling heeft en de invloed op stevigheid en blankheid van spek en vleesch zeer gunstig is. Gerstevoedermeel is een product, dat men krijgt bij de bereiding Van gort en dat bestaat uit het afgeslepen buitenste deel van de korrels en een deel van de kroonkafjes. Gerstezemelen bestaan bijna uitsluitend uit de kafjes en hebben dus weinig waarde. Gerstestroo is zacht en bladrijk en voor rundvee een vrij goed voeder. Voor paarden is het minder geschikt, omdat de scherpe kafnaalden in het mondslijmvlies dringen en hinderlijk zijn. Gerstekaf voedert men wegens de kafnaalden liever niet.