Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Gcedea

betekenis & definitie

Gcedea - vorst van Lagasj*, een oude Sumerische stad in Z.-Babylonië (+ 2600—2560 v. Chr.). G. was geen zelfstandig koning (zie PATESI), want hij stond, althans in theorie, onder de koningen van het Semietische „rijk van Akkad” zie BABYLONIË); Lagasj heeft door G. een ongekende mate van bloei bereikt, en werd toen aldus een geestelijk centrum van gansch Babylonië. G. vertegenwoordigt ’t hoogtepunt van de heele Sumer. kuituur. Lagasj was toen zeer welvarend en sterk bevolkt, een gevolg van den intensen landbouw en den uitgebreiden handel. Deze handelsbetrekkingen strekten zich over geheel Voor-Azië uit, „van de Boven-Zee tot aan de Beneden-Zee” (Middell.

Zee—Perz. Golf): cederhout liet hij komen uit ’t Amanus gebergte, diorietsteen voor zijn standbeelden uit N.O.-Arabië, albast, koper, goud en andere producten uit Elam, Syrië, de kusten van de Perz. Golf en de Roode Zee. Deze welvaart en handel waren alleen mogelijk in een tijd van vollen vrede, „een idyllische episode” in de geschiedenis van oud-Babylonië, zoo vol strijd. De eenige oorlog, dien G. vermeldt, was een expeditie tegen Ansjan in Elam.

Voor Nin-girsoe („den Heer van G.”), „zijn koning, die G. tot wettigen herder over ’t land had uitverkoren” en voor andere góden richtte G. tempels op, versierd met reliefs, stelen en ook met beelden van hem (G.) zelf. Deze beelden zijn, wat de détails betreft, zeer kunstig en fijn uit ’t harde, zwarte dioriet gebeiteld; maar de gestalte is gedrongen en plomp, de hals ontbreekt en ’t geheel maakt soms den indruk van een dwerg met hooge schouders. Op die beelden en ook op 2 groote prisma’s van klei zijn uitvoerige opschriften aangebracht, in de Sumer. taal, waarin G. een overzicht geeft van zijn daden. Zie GOETEËRS.

< >