Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fleming (paul)

betekenis & definitie

Fleming (paul) - beroemd Duitsch dichter, 1609 — 40, studeerde te Leipzig in de philosophie, poëzie en geneeskunde, reisde gedurende zes jaar met een gezantschap door Rusland naar Perzië, promoveerde na zijn terugkomst te Leiden en stierf reeds op dertigjarigen leeftijd. Toch is F. de grootste Duitsche lyr. dichter der 17de eeuw; frisschen levenslust en hoogen ernst, kracht en teederheid vindt men afwisselend in zijn mooie, vloeiende gedichten, die een zeer persoonlijken stempel dragen. Het hoogst staan zijn godsdienstige liederen, waarvan vele nog gezongen worden, zooals: In allen meinen Talen (1633) en Lasz dich nur Nichts nicht tauern, maar ook van zijn zeer talrijke wereldsche gedichten hebben vele blijvende waarde. — Witkowski, Geschichte des geistigen Lebens in Leipzig (1908).

< >