Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Flaubert

betekenis & definitie

Flaubert - (Gustave), geb. in 1821 te Rouaan, waar zijn vader directeur van het ziekenhuis was, blijkt als leerling van het lycée middelmatig en ongelijk geweest te zijn. Wat hem het meest aantrok was de geschiedenis. Later ging hij naar Parijs rechten studeeren, maar de jura konden hem op den duur niet boeien; hij leed aan zenuwziekte, verloor zijn vader, liet zijn studie in den steek en vestigde zich bij zijn moeder op een buiten te Croisset bij Rouaan. Hier werkte hij onafgebroken, las en herlas, met meer belangstelling dan vroeger, de Grieksche en Latijnsche klassieken; zijn lievelingsschrijvers blijken geweest te zijn: Ronsard, Montaigne, de Bijbel, Cervantes, Shakespeare en Goethe.

Het Oosten trekt hem aan en met zijn vriend Maxime Du Camp maakt hij een reis door Egypte, KleinAzië, Griekenland, Turkije en Italië. Voor de topographie van zijn roman Salammbô zou hij later, de Noordkust van Afrika bezoeken. Gewoonlijk kwam hij jaarlijks een paar maanden te Parijs wonen, waar hij dan verkeerde in den kring van de bekende letterkundigen van zijn tijd. Na den dood van zijn beste vrienden, o.a. Louis Bouilhet en Ie Poittevin, van zijn moeder en van zijn zuster, voelde hij zich eenzaam. George Sand wist hem met haar warme vriendschap en haar onverwoestbaar idealisme menigmaal op te beuren. Na vele jaren van lijden stierf hij in 1880 en werd in zijn geboortestad begraven. — Niettegenstaande zijn werk zuiver onpersoonlijk is, was F.’s aanleg romantisch. Het Oosten trekt hem aan; hij houdt van het geheimzinnige, het ongewone, van droefheid, van akeligheid; hij is pessimist, lijdt aan „mal du siècle”, overlaadt den „bourgeois” met hoon en spot en toont, een groote voorliefde voor snorkende zinnen, voor vlammende en oratorische lyriek. In sommige werken laat hij zijn verbeelding, zijn zucht naar pracht en schitterende lichteffecten den vrijen teugel.

Zijn Tentation de saint Antoine (1874) is eigenlijk een hallucinatie. Een stoet van goden, menschen en dieren, het heelal met al zijn schoonheid en afzichtelijkheid, trekt den heiligen woestijnbewoner voorbij. De algemeene opzet van zijn Carthaagschen roman Salammbô (1862) is romantisch, terwijl de uitvoering onbetwistbaar tot de realistische kunst behoort. In zijn Hérodias en Légende de saint Julien l'Hospitalier komt zijn echt romantische smaak voor het exotische en legendarische aan het licht. Deze twee novellen vormen met de satire Un cœur simple den bundel Trois contes (1877). — Menigmaal heeft F. in zijn belangrijke Correspondance zijn theorieën over realisme en kunst meegedeeld : hij wil het persoonlijk element uit het kunstwerk bannen en bepleit de noodzakelijkheid van een objectieve kunst; deze moet zoo waar en wetenschappelijk mogelijk de werkelijkheid weergeven. Evenmin als Théophile Gautier wil hij hierin tot het uiterste gaan. Er is een grens : het schoone heeft op kunstgebied voor hem nog meer beteekenis dan het ware. Volgens hem moet de volmaaktheid van een litterair kunstwerk bovenal gezocht worden in zijn stijl. — Zijn meest realistische romans zijn Madame Bovary (1857) en l’Education sentimentale (1869).

De eerste is een acte van beschuldiging tegen den geest van de slechte romantiek. F. toont aan welke verwoestingen deze aanricht in het gemoed van een vrouw, die eerst onder den invloed van haar lectuur, dan door haar afkeer van de werkelijkheid tot zelfmoord gedreven wordt. Om de heldin groepeeren zich uitvoerig geteekende figuren als Charles Bovary, de verpersoonlijkte platheid, en de ijdele apotheker en herberg-philosoof Homais. De tweede geeft een beschrijving van Parijs en de Fr. samenleving tusschen 1840 en 1852 en een karakterstudie van den zwakken, besluiteloozen Moreau, die zich in alles door zijn verbeelding laat leiden om ten slotte in het niet van een plat, kleurloos burgerlijk leven te vervallen. — Na F.’s dood verschenen nog enkele deelen, o.a. een onvoltooid gebleven roman Bouvard et Pécuchet (1881), een bundel opstellen Par les champs et par les grèves (1885) en vier deelen Correspondance (1887 — 1893). Een tooneelstuk in vier bedrijven, le Candidat (1874), had geen succes. — Zie: R. Descharmes, Flaubert, sa vie, son caractère, ses idéés avant. 1857, Paris, 1909; L. Bertrand, Gustave Flaubert, Paris, 1912; E. Maynial, La Jeunesse de Flaubert, Paris, 1913; Mr. D. Spanjaard. Uren met Flaubert, Baarn, 1918.

< >