Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Farizeeërs

betekenis & definitie

Farizeeërs - (Aram.), afgezonderden, separatisten, ook wel door hen zelf chaberim, makkers, vrienden genoemd, staan in den tijd des N.T. zeer dicht bij de Schriftgeleerden. Beider streven was getrouwheid aan de wet. Wie in Israël Schriftgeleerde was, behoorde bij de F. en als de F. theoloog werd, was hij schriftgeleerde. In het N.T. worden hun gebreken hel belicht.

Ze waren zeer nauwgezet: Hand. 22 : 3, 26 : 5 vgl. Fil. 3 : 5 v. In dit bewustzijn lag de kiem van kerkelijke partijvorming (Hand. 15 : 5). Zij voelden zich hoog verheven boven het onkundige volk: Matth. 7 : 1 v Mark. 2 : 3 vv. 17, 3 : 1 vv, Joh. 7 : 49. Luk 18 :11 v. Hierin schuilde ook hun felheid tegenover de Sadduceëers, tegenover welke zij de democratische orthodoxie uitmaakten. Men had in den laatsten tijd algemeen ontkend, dat F. de een sekte of bepaalde organisatie vormden. Voor die opvatting is onlangs opgekomen B. D. Eerdmans, F. en Sadduceeën, Theol. Tijdschr. 48 (1914), bl. 1 vv., 222 vv, die werd bestreden door H. Oort, t. a. p. bl. 214 vv. Ook handelde Eerdmans er over in The Expositor 40 (1914), 299 enz.

< >