Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fabius

betekenis & definitie

Fabius - gens Fabia, een der oudste en voornaamste Romeinsche patriciërgeslachten, waarschijnlijk van Sabijnschen oorsprong, waarvan Hercules de stamvader zou zijn. Volgens Plinius hadden zij hun naam van faba, boon, en beteekende Fabii zooveel als boonenkweekers; volgens Plutarchus echter was het woord uit Fovii of Fodii, dit is wolfskuiljagers, ontstaan. Tijdens de Republiek was het geslacht bekend door zijne vele krijgshelden, staatslieden en bevorderaars van kunsten en wetenschappen.

Spoedig na den 2den Pun. oorlog is de hoofdtak haast uitgestorven en is de naam door adoptie in stand gehouden, in ’t begin van den keizertijd is het geslacht in verval geraakt. De geschiedenis der F. is door de annalisten zeer opgesmukt. De meest beroemde is vermeld.

Quinlus F. Maximus Verrucosus, bijgenaamd Cunctator (draler) om zijn bezadigd karakter, was 5 maal consul en na de nederlaag bij het Trasimeensche meer (217 v. C.) dictator, voerde toen tegen Hannibal een nieuwe taktiek in om alle gevechten in ’t open veld te vermijden en den vijand af te matten door schermutselingen en flankaanvallen. Daar dit talmen den Rom. mishaagde, droegen zij het bevel over aan zijn magister equitum Minucius, die toen terstond met Hannibal den slag aanbond en met zijn leger zou zijn omgekomen, indien F. hem niet te rechter tijd ware te hulp gekomen. Ook na zijn dictatuur bleef F. in en buiten Rome zijn taktiek getrouw en verzette zich tot zijn dood (203 v. C.) met kracht tegen de politiek van Scipio, die den oorlog naar Afrika wilde overbrengen.