Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Ethiopische fauna

betekenis & definitie

Ethiopische fauna - (zie de gekleurde plaat), de fauna van de Ethiopische regio — zie ARCTOGAEA.

Dit reusachtige gebied geeft uit den aard der zaak zooveel verscheidenheid in aard van den bodem, in klimaat en flora te zien, dat een onderverdeeling in subregionen niet kan uitblijven. Zoo onderscheidt men:

1) eene Z.Afrikaansche subregio, die de Zuidspits van Afrika tot de Kalahari-woestijn omvat. Bosschen komen hier weinig voor, daarentegen wel uitgestrekte prairiën;
2) de O.-Afrikaansche subregio: Z.-Arabië, Z.-Egypte, Abyssinië, Soedan, vandaar Zuidwaarts tot de Kalahari-woestijn, Westwaarts tot aan het Congo-gebied. Grootendeels vormt dit gebied een hoogplateau, bedekt met struikgewas en gras;
3) de W.-Afrikaansche subregio, het Westelijke deel van Afrika, begrensd door de Gambia-rivier ten N., door de Oostgrens van het Congo-gebied en de groote meren ten O. en de Kalahiri-woestijn ten Zuiden. Dit gebied is gekenmerkt door het bezit van geweldige tropische bosschen.

Het spreekt van zelf, dat de fauna dezer gebieden groote verschillen onderling zal vertoonen; toch is deze verscheidenheid niet van dien aard, dat eene afzonderlijke behandeling noodzakelijk is.

"'Zeer' rijk vertegenwoordigd zijn de zoogdieren. Van de menschapen komen voor de gorilla in Kameroen (fig. 1) en de chimpanzee uit de centrale tropische bosschen (fig. 2); van apen de bavianen, b.v. de mandril (fig. 3) en de meerkatten. De halfapen, die grootendeels Madagaskar bewonen, leven ook in Afrika, b.v. de galago, van Abyssinië tot Natal; andere soorten bereiken zelfs Centraal-Afrika en de Westkust.

Eigenaardig zijn de insecteneters; behalve de wijd verbreide egels en spitsmuizen telt Afrika drie eigen families: de goudmollen (Chrysochloridae) in Z.-Afrika, de waterspitsmuizen (Potamogalidae) in het tropische W. en de springspitsmuizen (Macroscelididae).

Uitermate rijk vertegenwoordigd zijn de knaagdieren; naast eekhorens, muizen, hamsters en stekelvarkens komen voor de stekelstaarteekhorens (Anomaluroidea), de kaapsche springhaas (Pedetes caffer), enz. Bijzonder merkwaardig is het aardvarken (Orycteropus), dat uitsluitend in Afrika voorkomt van Senegal tot de Zuidspits; verder het schubdier (Manis), dat in W.-, Z.-, en 0Afrika gevonden wordt, maar tevens in Indië en den Maleischen Archipel.

Het best vertegenwoordigd zijn de roofdieren en hoefdieren. Van de roofdieren zijn te noemen: de leeuw (fig. 6), de luipaard, de serval, de hyaena, talrijke civetkatten en marters; daarentegen ontbreken de dassen. Nog meer ontwikkeld is de fauna der hoefdieren: de Afrikaansche olifant (fig. 8), de giraf (fig. 4), de okapi uit het Congo-gebied, het nijlpaard (fig. 7), de neushoorn, de zebra, de buffel, verscheidene soorten van zwijnen, waaronder het wrattenzwijn (fig. 9), verder vooral de talrijke soorten van antilopen (fig. 6), die in groote troepen de grasvlakten bewonen, enz.

Een eigenaardig bewoner van Afrika — en ook van Syrië enArabië — is de klipdas(Procavia, fig. 18).

Daartegenover staat het feit, dat een groot aantal zoogdieren in Afrika ontbreken, zooals de herten, de beren, de buideldieren, de echte runderen, de bever, de veldmuizen, de gewone mol e. a. dieren, die over Europa en Azië verspreid zijn.

Van de vogels zijn op Afrika beperkt de tweeteenige struisvogel (Struthio,fig. 15) uit de woestijnen van Afrika en W.-Azië, de vreemde schoenbek (Balaeniceps) uit de moerassen van den Witten Nijl, de pisangeters (Musophagidae, fig. 12) uit Middenen Z.Afrika, de paarlhoenders (Numidinae, fig. 14) e. a. Bovendien komen talrijk voor de neushoornvogels (Bucerotidae), de wevervogels (Ploceidae), de bijeneters (Meropidae), e.a.

Karakteristiek voor het oerwoud in de bekende jako-papegaai (fig. 13).

Ook de reptielen zijn zeer verspreid en veelvuldig: de gecko’s, het kameleon (fig. 17), de reuzenslang (Python) de brilslang (Naja) en de pofadder (Bitis).

Salamanders ontbreken; goed vertegenwoordigd zijn de vorschen, vooral de padden (Bufonidae), waartoe de dikkop (Breviceps, fig. 16).

Van de visschen treden op den voorgrond de karpers (Cyprinidae), de vallen (Siluridae) e. a. families, die over het geheele gebied verspreid zijn, wat mogelijk is, omdat grootere bergketens ontbreken. De longvisch Protopterus is typisch voor Afrika.

Zeer rijk is de insectenwereld vertegenwoordige!; in W.-Afrika komt de prachtige goliathkever voor; vooral in Z.-Afrika komen zeer eigenaardige insecten voor. — Zeer gelijkvormig is de fauna der weekdieren.

Een bijzondere plaats neemt Madagaskar met naburige eilanden in. De fauna is vooral gekarakteriseerd door den rijkdom aan halfapen, die met 40 soorten de helft der zoogdieren vormen; 4 families komen alleen op Madagaskar voor; tot deze behooren de vari (Lemur, fig. 11) en het eigenaardige vingerdier, Chiromys (fig. 10). De roofdieren zijn alleen vertegenwoordigd door een aantal civetkatten (Viverridae): het grootste roofdier is de fossa (Cryptoprocta ferox). Ook van insecteneters komen op Madagaskar typische vormen voor, evenals enkele knaagdieren. Van de hoefdieren ontbreken alle in Afrika levende vormen — met uitzondering van het penseelzwijn (Potamochoerus), — verder apen, olifant, aardvarken, schubdier, enz.

Even merkwaardig is de vogelwereld, die een aantal voor Madagaskar typische, nergens elders voorkomende vormen bevat. Verder vindt men nog den fossielen Aepyornis en op de Maskarenen den eveneens fossielen dodo of dronte. Daartegenover staat, dat vele echt Afrikaansche vogels ontbreken.

Gifslangen ontbreken eveneens. Op de Maskarenen leefden eertijds in groot aantal reuzenschildpadden; thans zijn zij bijna uitgeroeid.

Alles bijeengenomen biedt de fauna van Magdagaskar, enz. zooveel verschillen met die van Afrika — wat op een zeer lang isolement van deze eilanden wijst —, dat het beter is haar niet als een onderdeel van die van Afrika te beschouwen, maar als gelijkwaardig met deze en derhalve te spreken van eene ethiopische en eene madagassische regio.