Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Emblema

betekenis & definitie

Emblema - beteekent bij de Romeinen (het woord is eigenlijk Grieksch) oorspronkelijk een stukje steen, dat dient om mozaïeken samen te stellen, maar wordt vooral gebruikt voor gedreven of gegoten metalen reliefs, die menna ze met lood gevuld te hebben, vastsoldeerde in het midden van zilveren schalen. Schoone emblemata vindt men b. v. in de z. g. zilverschatten van Hildesheim en Boscoreale. Goedkoope navolgingen in terracotta van die dure sieraden zijn in Italië op verschillende plaatsen gevonden. — Daar aan het e. meest een zinnebeeldige beteekenis werd gegeven, kwam het woord ook in gebruik in den zin van kenteeken, symbool, zinnebeeld, attribuut en werd het meerv. emblemata gebruikt voor boeken met zinnebeeldige prenten, van kort verklarend op-schrift en berijmde uitlegging voorzien, die in Nederland steeds zeer in den smaak zijn gevallenen vooral gedurende de 17de eeuw zijn verschenen.De eerste, door wien het woord E. gebruikt werd in de beteekenis van zinnebeeldige prent,was de Italiaansche rechtsgeleerde Andrea Alciati (1492—1559), die een bundel E. (oudste complete ed. : Lyon 1551) samenstelde, met de bedoeling een modelboek voor graveurs en schilders te verschaffen. In de sedert verschenen E.litteratuur is aan de prenten gewoonlijk eene beknopte omschrijving of verklaring toegevoegd,maar die tekst bleef toch steeds bijzaak.

Zij zijn te verdeelen in: a prenten, waarop velerlei is afgebeeld; b. in ’t bijzonder met wapenteekenenen wapenspreuken; c. met godsdienstige strekking; d. met politieke strekking; e. met tekst aan de klassieken ontleend ; f. met voorstellingen uit het leven der dieren; g. met voorbeelden tot leering; en h. met zinnedichten zonder prentjes.Mede door de vaak zeer fraaie gravures zijn de E.een rijke bron voor het begrijpen van de zeden en opvattingen onzer voorvaderen, en tevens voor de kennis van het huiselijk leven in vroeger dagen, wijl op sommige prentjes o. m. intérieurs, huisraad en kleeding vrij getrouw zijn afgebeeld.In de Nederlanden waren het in de 16de eeuw de wed. Jac. van Liesvelt, die de eerste Nederl.vertaling uitgaf van Seb. Brandt’s „Narren-schyfi” (1548) en van Fr. Fraet’s „Paleys dergheleerder inghienen” (1656), en Chr. Plantyn,van wien de stoot uitging tot ettelijke E.-edities met tekst in ’t Latijn en in de volkstaal. In de17de eeuw was J. Ez. Cloppenborgh uitgever van „Cupido’s Lusthof” (1613) en van J. de Brune’s „Emblemata of zinnewerk” (1624);Dirck Pietersz.

Pers, die, volgens een gedichtje van Vondel, „sijn boecken en prenten, op ’t dierste [wist] te venten”; W. Jz. Blaeu, doorwien o. m. Hooft’s „Emblemata amatoria”(1611) en Roemer Visscher’s „Sinnepoppen”(1614) werden uitgegeven. De E. van deze auteurs en ook die van Jac. Cats, Z. Heijns, Dan. Heijnsius en H. L. Spieghel worden nog heden ten dage bijzonder gewaardeerd en duur betaald.Zie: De Vries, De Nederl. E., 1899.

< >